Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-04-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0632
Zaaknummer
M 202 - 2009
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Geen schending beroepsgeheim door inschakeling administratief medewerker..
Inhoudsindicatie
Geen sprake van onjuiste informatieverstrekking aan cliënt.
Inhoudsindicatie
Door onjuiste en summiere informatieverschaffing aan de raad voor rechtsbijstand in een foutief dossier is toevoeging afgewezen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Verzet deels gegrond, klacht deels gegrond .
Inhoudsindicatie
Maatregel: berisping
Uitspraak
M 202 - 2009
Raad van Discipline
in het ressort ‘s-Hertogenbosch
BESLISSING
inzake
het verzet tegen een voorzittersbeslissing
klager
tegen
verweerder
1. Het verloop van de klachtprocedure
1.1 Bij brief van 18 oktober 2009 heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 1 oktober 2009.
1.2 De raad heeft kennis genomen van de door klager nader ingezonden stukken bij het verzetschrift. Deze zijn aan het dossier toegevoegd.
1.3 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 1 maart 2010. Aldaar zijn klager en verweerder niet verschenen.
2. De feiten
2.1 De raad gaat uit van de feiten zoals die in de beslissing van de voorzitter zijn omschreven nu het verzet daartegen niet is gericht.
3. De klacht
3.1 De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:
1. Verweerder heeft klager niet de waarheid bericht en liegt en bedriegt;
2. Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden;
3. Verweerder verwijt klager in plaats van zijn eigen falen te verwijten;
4. Verweerder heeft bewust de Raad voor Rechtsbijstand onjuiste informatie verstrekt om daar wellicht beter van te worden;
5. Verweerder heeft klager in een lange tijd in onzekerheid gelaten;
6. Verweerder is zijn toezegging niet nagekomen;
7. Verweerder heeft niet goed gefunktioneerd zoals een goed advocaat betaamt.
4. Beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter oordeelt dat klager zelf heeft nagelaten de bij herhaling verzochte BSN informatie aan verweerder te verstrekken, zodat verweerder geen enkel verwijt valt te maken dat de toevoeging niet is verleend. Klager heeft verweerder aldus niet in de gelegenheid gesteld de toevoegingsaanvraag compleet in te dienen bij de Raad voor Rechtsbijstand, als gevolg waarvan de toevoegingsaanvraag is afgewezen. Nu geen toevoeging is verleend, valt aan verweerder ook niet te verwijten dat hij geen verdere werkzaamheden voor klager heeft verricht
De door klager in de diverse klachtonderdelen naar voren gebrachte stellingen ten aanzien van gedragingen van klager zijn door klager niet, dan wel onvoldoende met relevante feiten en omstandigheden onderbouwd.
Op grond van het bovenstaande heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. Het verzet
5.1 Het verzet van klager houdt in:
Ten onrechte is de klacht afgewezen, omdat
- de toevoeging niet bedoeld was voor klager zelf maar voor rechtsbijstand voor zijn dochter,
- de tegenpartij niet mevrouw X, was, maar de drie door het hof benoemde deskundigen,
- ten onrechte aan klager het verwijt wordt gemaakt dat hij onvoldoende informatie had verstrekt voor de aanvraag van een toevoeging.
6. Beoordeling van het verzet
De raad overweegt ten aanzien van klachtonderdeel 1 dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de raad zich verenigt. Ten aanzien van dit onderdeel van de klacht zal het verzet als ongegrond worden afgewezen.
Ten aanzien van klachtonderdeel 2 overweegt de raad dat klager hiermee kennelijk doelt op het gegeven dat de heer Y., werkzaam op het kantoor van verweerder, brieven aan klager heeft gezonden. Gebleken is dat deze heer Y. administratief-juridische werkzaamheden op het kantoor van verweerder verricht. Daarmee heeft verweerder zijn beroepsgeheim niet geschonden.. Ook ten aanzien hiervan verenigt de raad zich derhalve met de beslissing van de voorzitter.
Gezien hun onderlinge samenhang beoordeelt de raad klachtonderdelen 3 en 5 gezamenlijk. Uit het dossier is gebleken dat op 7 januari 2008 een aanvraag voor een toevoeging is gedaan waarbij door verweerder aan de raad voor rechtsbijstand gegevens zijn overgelegd. Kennelijk waren deze voor de raad voor rechtsbijstand ontoereikend. Uit het dossier blijkt niet dat door verweerder bezwaar is aangetekend tegen de afwijzing van de raad voor rechtsbijstand van 27 februari 2008. De correspondentie met de raad voor rechtsbijstand die door verweerder is overgelegd en waarnaar de voorzitter verwijst had betrekking op een ander dossier dat in behandeling was bij de kantoorgenote van verweerder. De zaak die verweerder voor klager zou behandelen betrof het vervolg van een langslepende procedure van de gehandicapte dochter van klager. De aanvraag voor de toevoeging was door verweerder bijzonder summier onderbouwd en vermeldde enkel mevrouw X. als wederpartij. De raad overweegt hierbij uitdrukkelijk dat het in dezen een zeer precaire kwestie betrof, waarbij het op de weg van verweerder had gelegen om de zaak met uiterste zorgvuldigheid te behandelen. Op het verzoek van de raad voor rechtsbijstand om nadere gegevens te verstrekken (deze betroffen niet het BSN-nummer zoals verweerder heeft gesteld), is door verweerder niet gereageerd, terwijl hij evenmin is ingegaan op het verzoek van klager om tegen de beslissing tot afwijzing van de toevoeging bezwaar aan te tekenen. De raad acht derhalve ten aanzien van de klachtonderdelen 3 en 5 en daarmee tevens ten aanzien van klachtonderdeel 7 het verzet gegrond en zal aanzien van deze klachtonderdelen de beslissing van de voorzitter vernietigen.
Niet is gebleken dat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verstrekt aan de raad voor rechtsbijstand. Het verzet inzake klachtonderdeel 4 zal derhalve niet gegrond worden verklaard.
Ten aanzien van klachtonderdeel 6 merkt de raad op dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de raad zich ten aanzien van klachtonderdeel 6 verenigt. De raad verklaart het verzet tegen dit klachtonderdeel ongegrond.
7. Beslissing
De raad wijst het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van 1 oktober 2009 met betrekking tot de klachtonderdelen 1, 2, 4 en 6 als ongegrond af.
De raad verklaart het verzet ten aanzien van de klachtonderdelen 3, 5 en 7 gegrond, vernietigt de beslissing in zoverre en verklaart deze klachtonderdelen alsnog gegrond. Te dier zake legt de raad verweerder de maatregel op van een berisping. De raad overweegt dat bij het bepalen van de hoogte van de sanctie meeweegt dat in casu sprake was van een precaire kwestie waarbij het op de weg van verweerder had gelegen om deze kwestie met meer dan de gebruikelijke zorgvuldigheid te behandelen.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: : mr.W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. P.A.M. van Hoef, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken (leden), op 26 april 2010.
Mr. P. Beens Mr.W.E.A. Gimbrère-Straetmans,
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 27 april 2010.
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen de klachtonderdelen 1, 2, 4 en 6 van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.
Ten aanzien van klachtonderdelen 3, 5 en 7 van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.