Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0412

Zaaknummer

09-245A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsprocedure. Verweerder wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan heling door voor klager bestemde post in de onderhandelingen te betrekken die door de ex-echtgenote van klager zouden zijn onderschept. Daarnaast zou verweerder valse stukken aan de rechtbank hebben overgelegd. Tenslotte wordt verweerder verweten stellingen te hebben ingenomen waarvan hij wist of zou moeten weten dat deze onjuist waren. Klachten ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 maart 2010

in de zaak 09-245A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 1 september 2009 binnengekomen klacht van:

 

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 1 september 2009, bij de raad binnengekomen op 1 september 2009 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 11 januari 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 33 in de bij die brief gevoegde inventarislijst, een brief met bijlage van de gemachtigde van verweerder d.d. 4 januari 2010 en een brief met bijlage van klager d.d. 8 januari 2010.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) zich schuldig zou hebben gemaakt aan heling/opzetheling dan wel schuldheling;

b) met stukken rommelt en de rechter voorziet van stukken die (hoogst vermoedelijk) niet kloppen;

c) feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij weet dat de juistheid daarvan niet is vast te stellen aan de hand van de door hem overgelegde stukken;

d) feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn, onjuiste mededelingen heeft gedaan en opzettelijk feitelijke gegevens niet heeft verstrekt dan wel verzwegen, die hij juist wel had moeten presenteren.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zijn ex-echtgenote werd bijgestaan door verweerder en een kantoorgenote van verweerder. In het kader van de echtscheiding zijn onderhandelingen gevoerd, die uiteindelijk hebben geleid tot het sluiten van een echtscheidingsconvenant op 24 mei 2007. Daarnaast is de echtscheidings¬procedure gevoerd en heeft een kort geding plaatsgehad in verband met incassering van alimentatie alsmede hoger beroep tegen het kort geding vonnis.

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  Klager heeft de echtelijke woning verlaten op 30 september 2006. Zijn ex-echtgenote bleef de echtelijke woning bewonen. Tijdens een viergesprek over de afwikkeling van de echtscheiding is een voor klager bestemd beleggingsoverzicht van de ABN Amro Bank gedateerd 29 september 2006, ter tafel gebracht. Klager stelt zich op het standpunt dat dit stuk niet eerder dan op 4 oktober 2006 aan de echtelijke woning kan zijn bezorgd. Op dat moment had klager de echtelijke woning reeds verlaten. Om die reden stelt klager zich op het standpunt dat zijn ex-echtgenote zich schuldig zou hebben gemaakt aan verduistering door zijn post te onderscheppen. Door het stuk in te brengen in de onderhandelingen over de echtscheiding heeft verweerder zich naar het oordeel van klager schuldig gemaakt aan heling/opzetheling dan wel schuldheling.

4.2 Namens verweerder heeft de gemachtigde erop gewezen dat ten aanzien de ex-echtgenote van klager strafvervolging is uitgesloten op grond van het bepaalde in artikel 316 lid 1 en artikel 324 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, op het moment dat het beleggingsoverzicht werd ontvangen, waren klager en zijn ex-echtgenote nog met elkaar gehuwd. Klager heeft zulks ter zitting ook onderkend, maar aangegeven dat – los van dit strafrechtelijke aspect – klager verweerder met name verwijt gebruik te maken van een stuk dat is verkregen in strijd met de tussen klager en zijn ex-echtgenote gemaakte afspraak dat zij elkaar post ongeopend aan elkaar zouden doen toekomen. Verweerder heeft deze afspraak gemotiveerd betwist, zodat de raad niet kan vaststellen of een dergelijke afspraak is gemaakt. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

 Ad klachtonderdeel b

4.3 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat deze in het kader van voornoemde kort geding procedure een concept declaratie heeft overgelegd, waarvan klager meent dat dit een vals stuk is. Volgens klager heeft zijn ex-echtgenote deze declaratie nooit hoeven voldoen. Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat aan de ex-echtgenote van klager in verband met de echtscheidingsprocedure inmiddels tienduizenden euro’s zijn gedeclareerd. De raad kan niet vaststellen en acht het mede gelet op deze onweersproken stelling ook niet aannemelijk dat de door verweerder in het geding gebrachte stukken niet kloppen. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

 Ad klachtonderdelen c en d

4.4 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klager’s wederpartij heeft te gelden de gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij; (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaaf beoordelen.

4.5 Het verwijt dat klager verweerder maakt, ziet in het bijzonder op de in rechte door verweerder ingenomen stelling dat klager vermogen aan het verhaal heeft onttrokken door onder meer zijn vermogen naar het buitenland te sluizen alsmede op het door verweerder gedane beroep op onmiddellijke financiële nood aan de zijde van zijn cliënte. Verweerder heeft aangevoerd dat het hier gaat om door zijn cliënte verstrekte informatie en dat hij op de juistheid daarvan mocht afgaan. Mede gelet op het feit dat klager was opgehouden de partneralimentatie te voldoen en verweerder problemen ondervond bij de executie van de alimentatiebeschikking was naar het oordeel van de raad geen sprake van een uitzonderingsgeval, waarin verweerder de juistheid van de door zijn cliënte gepresenteerde feiten diende te verifiëren. Ook deze klachtonderdelen zijn mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- de klachtonderdelen a t/m d ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.W.M. Huisman,

B.E. van der Molen, M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2010.

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.