Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0366

Zaaknummer

H 157 - 2008

Zaaknummer

H 158 - 2008

Zaaknummer

H 194 - 2009

Zaaknummer

H 195 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken is dat verweerster de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd, noch  dat zij de belangen van de wederpartij nodeloos heeft geschaad.  

Ongegrond.

Uitspraak

 

 

H157-2008, H158-2008, H194-2009 en H195-2009

 

 

BESLISSING

 

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch op 7 december 2009 inzake de klacht van

“klagers”,

 

tegen:

 

 “verweerster”.

____________________________________________________________________

 

Het verloop van de klachtprocedure

 

Bij schrijven van 25 augustus 2009, en bij schrijven van 28 augustus 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovengemelde klachtzaken aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in voormelde brieven. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 december 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brief van de griffier van 14 september 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen tot 23 november 2009 ten kantore van de griffier. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. Ter mondelinge behandeling waren klagers en verweerster met haar gemachtigde aanwezig.

 

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klachtprocedure van belang .

 

Bij brief van 21 mei 2008 heeft klager sub I bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement te ’s-Hertogenbosch een klacht ingediend tegen verweerster. Verweerster trad op als advocate van de ex-echtgenote van klager sub I. Verweerster adviseerde de ex-echtgenote en verleende haar rechtsbijstand in de periode 2003 tot 2004 met betrekking tot een wijziging c.q. beëindiging van een alimentatieverzoek. Voorts in de appelprocedure inzake dat verzoek gedurende 2004/2007 en in 2008 tijdens de namens de ex-echtgenote ingediende eis tot tenuitvoerlegging lijfsdwang wegens achterstand alimentatie. Inmiddels heeft verweerster zich teruggetrokken als advocaat van de ex-echtgenote van klager sub I. Op verzoek van klager sub I heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch bij brief van 24 oktober 2008 het klachtdossier ter behandeling aan de raad van discipline toegezonden. In een poging te bemiddelen heeft op 26 maart 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen klagers, de deken te Roermond en de deken te ’s-Hertogenbosch. Klager sub I handhaaft zijn klachten, dit blijkt uit de brief van 17 juli 2009. Het dekenstandpunt is bij brief van 24 juli 2009 aan klager kenbaar gemaakt.

 

Bij brief van 1 mei 2008 heeft klaagster sub II een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch. Verweerster trad op als de advocaat van de ex-echtgenote van de cliënt van klaagster sub II, tevens dier echtgenoot. Verweerster stond de ex-echtgenote bij tijdens een alimentatiegeschil van 2003 tot 2007 en tijdens een kort geding in 2008 over de tenuitvoerlegging door lijfsdwang inzake alimentatie. Bij brief van 2 oktober 2008 heeft klaagster sub II de deken verzocht het klachtdossier door te sturen naar de raad van discipline. Een bemiddelingspoging van de dekens te Roermond en Den Bosch en klagers sub I en II is mislukt. Derhalve heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Bosch per brief van 22 juli 2009 klagers op de hoogte gebracht van het feit dat het klachtdossier zal worden doorgezonden aan de raad van discipline. Tevens heeft de deken van de orde van advocaten een dekenstandpunt ingenomen.

 

Bij brief van 19 februari 2009 heeft klager sub I een nieuwe klacht ingediend tegen verweerster. Bij brief van 24 juli 2009 heeft de deken zijn dekenstandpunt gegeven en het dossier toegezonden aan de raad van discipline.

 

Bij brief van 10 maart 2009 heeft klager sub I wederom een klacht ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement te Den Bosch. Bij brief van 24 juli 2009 heeft de deken ter zake zijn dekenstandpunt gegeven en het klachtdossier doorgezonden aan de raad van discipline.

 

Inhoud van de klacht

 

Klachten van klager sub 1 jegens verweerster:

Klacht 1:

·        Verweerster heeft de rechter feitelijke gegevens verstrekt waarvan zij wist dat die onjuist waren. Zij heeft de rechter gegevens onthouden waarvan zij wist dat die relevant waren. Op deze wijze veroorzaakte zij dat de rechtbank niet inhoudelijk kon oordelen. Door gebruik te maken van bescheiden die van diefstal afkomstig waren en die geen eigendom waren van haar cliënte maar van de wederpartij, heeft zij het vertrouwen in de wijze waarop zij haar beroep uitoefende geschaad.

·        Verweerster heeft stelselmatig gedragsregel 3 geschonden door steeds de voorkeur te geven aan een proces waar de regeling in der minne altijd mogelijk zou zijn geweest. Klager drong daar steeds op aan. Zij heeft elke rechter, waar zij klagers ex-echtgenote bijstond, misleid door telkens in strijd met de waarheid mee te delen dat zij "talloze" regelingsvoorstellen zou hebben gedaan, dat klager daar nimmer op zou hebben willen ingaan en dat klager zelf nimmer enig voorstel in de minne zou hebben gedaan.

·        Verweerster heeft tijdens de alimentatieprocedure en de gijzelingszaak de rechter bewust misleid doordat zij heeft gesteld dat klager een pand in België en roerende zaken op naam van zijn huidige echtgenote heeft gezet om ze aan beslaglegging door de cliënte van verweerster te onttrekken.

 

 

Klacht 2:

Verweerster heeft bij brief van 29 januari 2009 een kopie van de vaststellingsovereenkomst van 7 januari 2009 aan de deken en de raad van toezicht van het arrondissement Roermond gezonden. Zij verspreidt de originele vaststellingsovereenkomst in wijde kring, waardoor de daarin neergelegde informatie onnodig aan derden ter kennis worden gebracht. Zij is in deze zaak niet meer als advocaat betrokken en heeft het dossiergeheim van haar kantoorgenote mr. X, die de zaak ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst behandelde, geschonden.

 

Klacht 3:

Verweerster heeft bij haar verweerschrift van 4 maart 2009 in de procedure H 194-2009 wederom de confrontatie gekozen en de volledige tekst van de dading toegezonden aan de deken van het arrondissement 's-Hertogenbosch.

 

Klacht van klaagster sub 2 jegens verweerster:

1. Verweerster heeft in procedures voor het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en voor de voorzieningenrechter te Roermond feitelijke gegevens verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat die onjuist zijn. Zij heeft zich aan misleiding schuldig gemaakt.

Zij liet zich voorts in woord en geschrift onnodig grievend tegenover klaagster en haar cliënt/echtgenoot uit.

2. Verweerster heeft de cliënt van klaagster eind 2007 rauwelijks gedagvaard tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang inzake alimentatie, nadat zij sinds 22 augustus 2007 herhaalde verzoeken van klaagster om met haar te overleggen onbeantwoord had gelaten.

 

Standpunt van klagers

 

Klager sub 1 stelt dat verweerster de rechter feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan zij wist dat die onjuist waren. Daarnaast heeft zij de rechter gegevens onthouden waarvan zij wist dat die relevant waren. Op die wijze veroorzaakte zij dat de rechtbank niet inhoudelijk juist kon reageren. Voorts heeft zij gebruik gemaakt van bescheiden die van diefstal afkomstig waren en aldus heeft zij het vertrouwen in de wijze waarop zij haar beroep uitoefende geschaad. Verweerster heeft bij memorie van antwoord lijfrentecontracten overgelegd die al voor de scheiding in 1994 uit de kluis zijn gestolen en later aan verweerster zijn overhandigd. Bovendien heeft verweerster stelselmatig gedragsregel 3 geschonden door steeds de voorkeur te geven aan een proces terwijl een regeling in der minne altijd mogelijk was geweest. Haar cliënt heeft dit nimmer voor ogen gehad en heeft haar daartoe ook geen opdracht gegeven. Tijdens de alimentatieprocedure en de gijzelingszaak heeft verweerster de rechter bewust misleid. Zij heeft beweerd dat klager sub I een pand in België en roerende zaken op naam van klaagster sub II zou hebben gezet teneinde deze aan de beslaglegging door de cliënte van verweerster te onttrekken. Dit optreden is misleidend en ook zeer grievend. Daarnaast stelt klager sub I zich op het standpunt dat verweerster niet handelt als een behoorlijk advocaat doordat zij een overeenkomst van dading die gesloten was in een procedure waarin verweerster aanvankelijk de belangen van de ex-echtgenote van klager sub I behartigde, in ruime mate publiekelijk bekend maakte. Daardoor is klager sub I ernstig beschadigd. Immers, bij brief van 11 februari 2009 heeft verweerster de raad van discipline laten weten dat er overeenstemming tussen partijen was bereikt. Ten bewijze daarvan heeft zij een afschrift van het proces-verbaal van de comparitie van partijen overgelegd. Die brief is tevens met afschriften verzonden aan klager sub I, klaagster sub II, de opvolgend advocaat van de ex-echtgenote van klager sub I en de deken van de orde van de advocaten in het arrondissement Roermond. Tot slot verwijt klager sub I verweerster dat zij zich wederom schuldig maakt aan het toezenden van vertrouwelijke informatie aan derden, nu zij in haar beantwoording van de klacht de volledige overeenkomst van dading heeft toegezonden aan de deken van het arrondissement ’s-Hertogenbosch. Hierdoor is klager sub I in ernstige mate geschaad en heeft verweerster niet als een behoorlijk advocaat gehandeld.

 

Klaagster sub II stelt dat verweerster zich in haar informatievoorziening aan de voorzieningenrechter baseert op onjuiste informatie en stukken die zij van haar cliënte had gekregen. Zij heeft hiermee de rechtbank onjuist en misleidend geïnformeerd. Dit betrof grievende uitlatingen over klaagster sub II in persoon. Verweerster wist, althans behoorde te weten dat deze uitlatingen onjuist en onnodig grievend waren, zij heeft zich daarmee niet als een betamelijk advocaat gedragen. Voorts stelt klaagster sub II dat verweerster haar cliënt (klager sub I) rauwelijks heeft gedagvaard. Het was zeer goed mogelijk om overleg te voeren over het tijdstip van de behandeling van de zaak en over de noodzaak voor het voeren van het betreffende rechtsgeding zelf. Verweerster heeft geen enkele poging gedaan om met klager te overleggen terwijl klaagster sub II haar daartoe diverse malen schriftelijk had opgeroepen. De procedure is doorgezet ondanks herhaalde regelingsvoorstellen van de kant van de cliënte van klaagster sub II zelf.

 

Standpunt van verweerster

Verweerster stelt dat zij op geen enkele wijze gebruik heeft gemaakt van bescheiden die van diefstal afkomstig waren. Zij heeft het vertrouwen in de wijze waarop zij haar beroep uitoefende niet geschaad. Zij was nimmer in het bezit van de originele lijfrentecontracten, zij beschikte slechts over kopieën daarvan. Verweerster heeft de rechter niet misleid en heeft enkel gehandeld in overleg met en in opdracht van haar cliënte. Dit betekende dat de cliënte van verweerster de voorkeur gaf aan een uitspraak van de rechter boven een voor haar onacceptabele regeling in der minne. Verweerster stelt dat zij zowel in het hoger beroep, als in de alimentatieprocedures en de gijzelingszaak, verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van klager sub I aan de hand van door haar cliënte aangedragen informatie. Dat is ook haar taak als advocaat van de tegenpartij. Verweerster ontkent dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen door klager sub I wordt gesteld. Zij heeft altijd in het belang van haar cliënte gehandeld en zich daarbij laten leiden door zorgvuldigheid. Met betrekking tot de klacht dat verweerster onterecht en prematuur een kopie van de vaststellingsovereenkomst aan een wijde kring ter inzage legde, merkt verweerster op dat dit niet het geval is. Zij handelde in overeenstemming met artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst. Verweerster heeft de vaststellingsovereenkomst enkel naar een beperkte besloten kring gezonden. Zij heeft dit gedaan om in overeenstemming met artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst alle lopende klachtprocedures in te trekken. Partijen hadden overeenstemming bereikt in de kwestie, waarvoor een dading werd getroffen. Afgesproken werd dat over en weer alle klachten zouden worden ingetrokken. Verweerster heeft de betreffende instanties op de hoogte gesteld van de door partijen getroffen overeenkomst onder toezending van een afschrift van het proces-verbaal van de comparitie. Het proces-verbaal van de comparitie is niet verder verspreid dan enkel onder degenen die het aangaat.

Ten aanzien van de klachten van klaagster sub II: in de gijzelingsprocedure heeft verweerster enkel feiten en informatie aan de kort geding rechter voorgehouden die haar cliënte haar had medegedeeld. Dit is de taak van verweerster: het standpunt van haar cliënte aan de rechter overbrengen. Haar cliënte stelde dat haar ex-echtgenoot bewust goederen op naam van klaagster sub II stelde teneinde deze onvatbaar te maken voor verhaal. Verweerster heeft daarmee niet gezegd dat klaagster sub II dat daadwerkelijk heeft gesteld of erkend. Verweerster heeft enkel aan de rechter doorgegeven wat zij van haar cliënte vernam. Verweerster ontkent dat zij aan klaagster sub II materiële of immateriële reputatieschade heeft toegebracht.

 

Beoordeling van de klacht

 

Ten aanzien van klacht 1 van klager sub I en klachtonderdeel 1 van klaagster sub II merkt de raad op dat dit klachten zijn die het optreden van de advocaat van een wederpartij betreffen. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

In zijn algemeenheid kunnen uitlatingen van de advocaat van een wederpartij als onaangenaam worden ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat reeds daardoor de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrij stond. Voorts zullen in een procedure, en dan vooral een echtscheidingsprocedure, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. Alsdan kan een verwoord standpunt van de ene partij de andere partij onaangenaam treffen, hetgeen reacties bij de partijen oproept. Niet is komen vast te staan dat verweerster de belangen van klagers nodeloos of op een ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Klagers hebben daartoe onvoldoende feiten gesteld waaruit zou moeten blijken dat verweerster heeft meegewerkt aan het als waarheid presenteren van feiten waarvan zij wist dat deze onjuist waren en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan onnodig grievende uitlatingen over klagers. Klagers hebben hun klachten te dien aanzien onvoldoende met concrete feiten onderbouwd. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad niet gebleken van een klachtwaardig handelen te dier zake door verweerster. Deze onderdelen van de klacht zullen door de raad als ongegrond worden afgewezen.

 

Met betrekking tot klachten 2 en 3 van klager sub 1 overweegt de raad dat bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst klager sub I en diens ex-echtgenote partij waren. Klaagster sub II en de gemachtigde van verweerster waren hierbij tevens aanwezig en hebben in hun hoedanigheid de vaststellingsovereenkomst mede ondertekend. Ten tijde van het opstellen van de vaststellingsovereenkomst was het kennelijk de bedoeling van partijen en aanwezigen om een punt achter alle procedures te zetten: niet alleen de civiele procedures, doch ook de klachtprocedures over en weer. Blijkens het proces-verbaal van de comparitie is het uitdrukkelijk de bedoeling geweest dat partijen over en weer de bestaande klachten zouden intrekken. Aangezien de regeling ook verweerster aanging, heeft zij door het toezenden van het proces-verbaal aan de direct betrokkenen hieraan uitvoering gegeven. Het is de raad niet gebleken dat verweerster het proces-verbaal aan een bredere kring dan de direct betrokkenen heeft toegezonden en venmin dat er sprake is van schending van de vaststellingsovereenkomst.

Op grond hiervan acht de raad de klacht ongegrond nu het kennelijk de bedoeling van partijen was dat de oude en bestaande klachten zouden worden ingetrokken.

Klager sub 1 heeft er voorts over geklaagd dat verweerster het dossiergeheim van haar kantoorgenote/gemachtigde heeft geschaad. Als daarvan al sprake zou zijn, dan betreft het geen schending van een eigen belang van klager sub 1, die immers geen cliënt van de kantoorgenote/gemachtigde van verweerster. De klacht is evenmin gegrond, aangezien onderdeel van de door de gemachtigde van verweerster als aanwezige mede ondertekende vaststellingsovereenkomst was dat haar kantoorgenote,verweerster, haar klachten zou intrekken.

 

Nadat zij uitvoering had gegeven aan de vaststellingsovereenkomst door haar klachten in te trekken, werd zij geconfronteerd met een nieuwe klacht van klager sub 1, terwijl dit kennelijk niet de bedoeling was van hetgeen partijen in de vaststellingsovereenkomst hadden afgesproken. Dat verweerster vervolgens ter verdediging tegen deze nieuwe klacht zich heeft beroepen op het daarbij aan de deken te ’s-Hertogenbosch overgelegde proces verbaal kan de raad volgen en acht hij niet tuchtrechtelijk laakbaar.

De verwijtbaarheid van het handelen van verweerster is niet komen vast te staan, derhalve zullen klachten 2 en 3 ongegrond worden verklaard.

 

Met betrekking tot klachtonderdeel 2 van klaagster sub II kan voorts niet worden gezegd en in ieder geval is niet gebleken dat verweerster zich onconstructief heeft opgesteld in de zin dat verweerster niet mee wilde werken aan enige bemiddelingspoging. Het stond verweerster vrij het standpunt van haar cliënte ter zake te verwoorden zoals reeds hiervoor is overwogen. Ook dit onderdeel van de klacht zal als ongegrond worden afgewezen.

 

Beslissing

 

De raad verklaart de klachten in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, R.F.L.M. van Dooren, L.J.M. Luchtman, E.P.C.M. Teeuwen, leden, op: 25 januari 2010

 

 

 

mr. P. Beens, plaatsvervangend griffier            mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter                 

 

Verzonden op: 26 januari 2010

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.