Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0862

Zaaknummer

09-348U

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij. Doen van onjuiste mededelingen; voorbijgaan aan de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. Klacht deels niet ontvankelijk, deels ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 juli 2010

in de zaak 09-348U

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

BV en haar bestuurders

gezamenlijk te noemen k l a g e r s,

afzonderlijk te noemen k l a g e r  s u b  1,  k l a g e r  s u b  2 en k l a g e r  s u b  3 

tegen:

De heer mr.

Advocaat

 

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15  december 2009, door de raad ontvangen op 17 december 2009,                 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld ter zitting van 17 mei 2010 in aanwezigheid van partijen. Klagers werden daarbij vertegenwoordigd door de heer A.J.P. van Rijsingen.

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brieven van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 tot en met 15 met bijlagen, genoemd in de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2. Klachten

De klachten houden zakelijk weergegeven in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet,

(a) uitlatingen gedaan heeft over klager sub 1 jegens relaties van klager sub 1 die niet zorgvuldig en waardig zijn en voorts onnodig grievend en zeer schadelijk voor klager sub 1;

(b) tegenstrijdige belangen behartigt door zowel A B.V. en B B.V. bij te staan als op te treden als bestuurder en advocaat van de Stichting C wier belangen strijdig zouden kunnen zijn met de belangen van A B.V. en B B.V.;

(c) de normen van de betamelijkheid overschrijdt doordat niet steeds duidelijk is in welke hoedanigheid hij optreedt, te weten als advocaat van A en B dan wel als advocaat van de Stichting C dan wel als bestuurder van die stichting.

(d) de normen van de betamelijkheid overschrijdt door derden onjuist voor te lichten teneinde hen te bewegen tot het afleggen van voor klagers negatieve verklaringen en zodoende geen rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van zijn wederpartijen;

(e) zich, anders dan hij stelt, niet tot een besloten groep heeft gericht maar tot klanten van klagers die daarbij onjuist zijn voorgelicht waarbij hij gebruik heeft gemaakt van gegevens die hij van zijn cliënten heeft verkregen en die hij heeft aangewend voor de verwerving van nog meer cliënten en om aan zijn wederpartijen schade toe te brengen met als gevolg dat zijn wederpartijen publiekelijk waren veroordeeld voordat het civielrechtelijk geschil zelfs maar was aangevangen;

(f) er een onbetamelijk declaratiegedrag op nahoudt door voor dezelfde werkzaamheden van meerdere partijen betaling te ontvangen.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klachten kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager sub 1 is een financieel intermediair die ondermeer hypotheekproducten verkoopt. Klagers sub 2 en 3 zijn bestuurder tevens aandeelhouder van klager sub 1.

3.2 Klager sub 1 heeft een hypotheekportefeuille verkocht aan de besloten vennootschap A B.V. die gelieerd is aan de besloten vennootschap B B.V.. A B.V. en B B.V. treden eveneens op als financieel intermediairs die ondermeer hypotheekproducten verkopen.

3.3 Tussen klagers enerzijds en A B.V. en B B.V. anderzijds is een geschil ontstaan over de vraag of de verkochte hypotheekportefeuille beantwoordde aan hetgeen de koper daarvan mocht verwachten. Centraal daarbij staat de vraag of sprake is van "woekerhypotheken", zijnde hypotheken waarbij de consument een te hoge provisie in rekening wordt gebracht.

3.4 Verweerder staat A B.V. en B B.V. bij terzake de vordering die zij stellen te hebben op klager sub 1 als verkoper en klagers sub 2 en 3 als aandeelhouders van de verkoper.

3.5 Verweerder heeft daartoe de Stichting C opgericht waarvan hij bestuurder is. Deze stichting komt op voor de belangen van benadeelden van woekerhypotheken en richt zich onder meer tegen D, een partij wiens hypotheekproducten door klager sub 1 werden verkocht. Deze producten van D maakten onderdeel uit van de hypotheekportefeuille die door klager sub 1 aan A B.V. en B B.V. is verkocht.

3.6 In maart 2009 heeft verweerder een groep klanten van zijn cliënten A B.V. en B B.V. aangeschreven met de mededeling dat deze klanten door toedoen van de voormalige tussenpersoon van A B.V. en B B.V. een product hebben aangeschaft dat kortgezegd nadelig voor die klanten is en hen opgeroepen middels de Stichting C deel te nemen aan een collectieve juridische actie tegen D.

3.7 De klanten die werden aangeschreven zijn voormalige klanten van klager sub 1 die door A B.V. en B B.V. waren overgenomen. Deze klanten zijn door familiebanden en vriendschappelijke banden verknocht aan het klantenbestand dat bij klager sub 1 achtergebleven is.

4. Beoordeling onderdelen (b) en (f) van de klachten

4.1 De klachtonderdelen (b) en (f) richten zich tegen het behartigen door verweerder van belangen die tegenstrijdig zijn respectievelijk tegen onbetamelijk declaratiegedrag van verweerder. De aan deze klachtonderdelen ten grondslag liggende normen strekken tot bescherming van de cliënten van verweerder en niet tot bescherming van hun wederpartijen. Nu deze normen niet gericht zijn op belangen die aan de zijde van klagers worden beschermd, zijn klagers in de klachtonderdelen (b) en (f) niet ontvankelijk. 

 

5. Beoordeling onderdelen (a), (c), (d) en (e) van de klachten

5.1 De klachtonderdelen (a), (c), (d) en (e) miskennen het (door het Hof van Discipline onderschreven) uitgangspunt dat verweerder, als advocaat van klagers tegenpartij, een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënten te behartigen op de wijze die hem het best voorkomt. Die vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien (1) de advocaat zich nodeloos grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.2 Toetsing aan bovengenoemd uitgangspunt leidt tot de conclusie dat verweerder de grenzen van zijn vrijheid als advocaat niet heeft overtreden. Verweerder heeft de beschuldigingen van feitelijke aard weerlegd en aangevoerd dat hij op correcte wijze de belangen van zijn cliënten heeft behartigd en daartoe hun stellingnamen heeft verdedigd. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de raad met juistheid opgemerkt dat wat klagers kwalificeren als het doen van foutieve uitlatingen niet het verkondigen van onware mededelingen betreft maar (slechts) het verdedigen van een andersluidend standpunt. Verweerder heeft zich daarbij niet gericht tot klanten van klagers, maar tot voormalige klanten van klagers, thans klanten van de cliënten van verweerder. Hetgeen klagers aan verweerder verwijten, is niet komen vast te staan. De klachtonderdelen (a), (c), (d) en (e) zijn derhalve ongegrond.

BESLISSING:

de raad van discipline:

- verklaart klager in de onderdelen (b) en (f) van zijn klacht niet ontvankelijk;

- verklaart de onderdelen (a), (c), (d) en (e) van de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, B. Roodveldt, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2010.

 

voorzitter          griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juli 2010 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipli¬ne worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post 

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC  Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 46 08.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie: 076 - 548 46 07.

* * * * *