Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0373

Zaaknummer

09-58

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Afwikkeling dienstverband en nakoming van de in het kader daarvan gemaakte afspraken over de financiële afwikkeling van meegenomen zaken. Verweerders houding is onbetamelijk, nu hij klager onjuist en onwelwillend heeft geïnformeerd, ondanks de bemoeienissen van de Deken, toezeggingen van verweerder en herhaalde verzoeken van klager, als gevolg waarvan de financiële afwikkeling met klager veel langer dan noodzakelijk heeft geduurd.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

09-58

 

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

                       

Bij brief van 8 juni 2009 heeft mr. J.A. Holsbrink, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo ter kennis van de Raad gebracht de klacht van                                                                   

                                                                      

mr. xx

advocaat te xx

hierna te noemen: klager

 

tegen

 

mr. xx

advocaat te xx

hierna te noemen: verweerder

 

1.  De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem op 16 november 2009. Klager en verweerder zijn beiden verschenen.

 

2.   De Raad heeft zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter en mrs. F. Klemann, P.R.M. Noppen, P.J.M. van Wersch en

C.J. Lunenberg - Demenint, leden van de Raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

 

3.  De klacht luidt als volgt. Verweerder heeft niet gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt doordat:

a.   verweerder zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken en toezeggingen niet is nagekomen;

b.  verweerder bij herhaling niet heeft gereageerd op brieven van klager, althans de door klager gevraagde informatie niet heeft verstrekt;

c.  verweerder klager heeft misleid;

d.  verweerder na aankondiging van klager een klacht in te zullen dienen heeft aangekondigd van zijn kant een klacht tegen klager in te zullen dienen.

 

4.   De klacht heeft de volgende achtergrond:

Verweerder is werkzaam geweest op het kantoor van klager. In 2006 heeft verweerder het kantoor van klager verlaten en een aantal dossiers meegenomen. Bij zijn vertrek zijn afspraken gemaakt over de financiële afwikkeling van de door verweerder meegenomen dossiers, die er kort gezegd op neerkwamen dat verweerder de werkzaamheden die verweerder had verricht in het kader van zijn dienstverband met klager, zou afrekenen en zou doorbetalen aan klager zodra verweerder de betaling voor die werkzaamheden zou hebben ontvangen. In bepaalde zaken stond het bedrag dat verweerder nog aan klager diende te betalen vast; in andere kwesties diende op basis van de afwikkeling van toevoegingen het aandeel van klager in de vergoeding nog te worden vastgesteld.

Bij de afwikkeling van de betalingen en de vaststelling van het aandeel van klager in enkele toevoegingvergoedingen zijn tussen klager en verweerder problemen gerezen. De toenmalige deken te Almelo, mr. Kessler, heeft op verzoek van klager geprobeerd de problemen tussen verweerder en klager door bemiddeling op te lossen. Afspraken die ten overstaan van de deken zijn bevestigd, zijn door verweerder echter niet nagekomen.

        

Verweerder heeft in juli 2007 in een van de zaken waarom het gaat een betaling ontvangen voor klager van ruim € 23.000,--. Verweerder heeft dit bedrag bijna anderhalf jaar onder zich gehouden en klager en de Deken meerdere malen voorgehouden dat hij dit bedrag nog niet had ontvangen, zich daarbij beroepende op de tegenwerking van derden. Toen eenmaal duidelijk was dat dit bedrag al lang door verweerder was ontvangen, heeft klager verweerder eerst onder dreiging van een procedure kunnen bewegen het bedrag aan hem te voldoen.

In het kader van de afwikkeling van enkele toevoegingen heeft verweerder, alhoewel betaling door de Raad voor de Rechtsbijstand door hem reeds lang was ontvangen, de doorbetaling van hetgeen klager toekwam uitgesteld, zonder geldige reden. Die toevoegingvergoedingen dienden te worden verdeeld op grond van eerder gemaakte afspraken tussen klager en verweerder.

Meer dan eens heeft verweerder niet tijdig en adequaat gereageerd naar aanleiding van verzoeken van klager hem te informeren. Bovendien heeft verweerder op moment dat hij inlichtingen gaf klager meer dan eens onjuist dan wel onvolledig geïnformeerd.

Op moment dat klager te kennen heeft gegeven dat ondanks de bemiddeling van de deken hij een klacht tegen verweerder wilde indienen, heeft verweerder daarop gereageerd door een klacht tegen klager in het vooruitzicht te stellen.

Verweerder erkent dat hij bij de financiële afwikkeling bij het vertrek van het kantoor van klager keuzes heeft gemaakt die achteraf bezien onjuist zijn. Verweerder heeft daarbij op advies van derden gehandeld.

 

5.  De Raad beoordeelt de klacht als volgt.

Ad klachtonderdeel a.

Vast is komen te staan dat verweerder gemaakte afspraken over de doorbetaling van hetgeen klager toekwam in het kader van de afwikkeling van een aantal dossiers die verweerder behandelde toen hij nog voor klager werkzaam was en die hij heeft meegenomen bij zijn vertrek van het kantoor van klager, een en andermaal niet is nagekomen, althans pas is nagekomen na de dreiging van een procedure of de bemiddeling van de deken.

Het meest in het oog springt de gang van zaken rondom het bedrag van ruim

 € 23.000,-- en de onjuiste informatie die verweerder zowel ten overstaan van klager als de Deken hierover heeft verstrekt.  Verweerder heeft erkend dat hij gemaakte afspraken en toezeggingen onvoldoende ten overstaan van klager is nagekomen. Klachtonderdeel a. is gegrond.

 

Ad klachtonderdeel b.

In kwesties met betrekking tot de afwikkeling van de toevoegingen heeft verweerder meer dan eens traag of niet gereageerd naar aanleiding van verzoeken van klager tot het verschaffen van nadere informatie. Klager heeft zich tot de Raad voor de Rechtsbijstand moeten wenden voor het verkrijgen van informatie die voor de afwikkeling van de toevoegingvergoedingen van belang was. Ook door het niet of uiterst traag reageren op brieven van klager in het kader van de financiële afwikkeling van de toevoegingen heeft verweerder de grenzen van het betamelijke overschreden en treft hem een tuchtrechtelijk verwijt. Klachtonderdeel b. is derhalve tevens gegrond.

 

Ad klachtonderdeel c.

Door aan klager voor te wenden dat hij de betaling van een bedrag van € 23.000,-- nog niet had ontvangen en daarvoor redenen heeft aangevoerd die niet stroken met de werkelijkheid, heeft verweerder klager misleid. Zelfs ten overstaan van de Deken heeft verweerder geen openheid van zaken gegeven en zich van een leugen bediend door een onjuiste datum op te geven waarop de betaling door hem zou zijn ontvangen.

Klachtonderdeel c. is derhalve tevens gegrond.

 

Ad klachtonderdeel d.

Verweerder heeft op enig moment, toen klager, na diverse bemiddelingspogingen van de Deken, een klacht in het vooruitzicht had gesteld, daarop gereageerd door klager een klacht tegen hem in het vooruitzicht te stellen. De Raad is van oordeel dat ook klachtonderdeel d gegrond is, omdat verweerder op dat moment, wetende dat hij de afspraak over de financiële afwikkeling met klager onvoldoende was nagekomen en klager onvoldoende informatie had verschaft, anders had kunnen en moeten reageren. Deze reactie van verweerder was onbehoorlijk, nu klager nagenoeg twee jaar lang had geprobeerd, al dan niet met behulp van bemiddeling van de Deken, verweerder te bewegen de gemaakte afspraken na te komen. Met klager is de Raad van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van het geval en zeker tegen de achtergrond van de andere, hiervoor besproken klachtonderdelen, verweerder tuchtrechtelijke klachtwaardig heeft gehandeld door op dat moment aldus te reageren. Klachtonderdeel d. is derhalve gegrond.

 

De Raad rekent het verweerder bijzonder zwaar aan dat, ondanks de bemiddeling van de Deken, hij heeft volhard in zijn houding niet te reageren op verzoeken van klager en gedane toezeggingen c.q. gemaakte afspraken niet na te komen.

 

 

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van de Raad:

        

         De klacht is in al zijn onderdelen gegrond.

        

         De Raad legt aan verweerder de maatregel op van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaar.

 

 

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op  25 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

 

 

 

         Voorzitter                                                                     Griffier