Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1244
Zaaknummer
10-159
Inhoudsindicatie
Schorsing voor onbepaalde tijd ex artikel 60b Advocatenwet nu verweerder al geruime tijd geen blijk geeft de praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. Hij is niet meer bereikbaar, cliëntbelangen lopen gevaar. Door zijn afwezigheid op zittingen komt een behoorlijke procesgang in gevaar. De problemen in de samenwerking met mr. M hebben een verlammend effect op verweerder gehad. Als voorziening is mr. B aangewezen om de praktijk van verweerder waar te nemen etcetera.
Uitspraak
10-159
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief dd. 29 oktober 2010 heeft mr A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht een verzoek tot schorsing voor onbepaalde tijd op de voet van artikel 60 b Advocatenwet van:
verweerder
Advocaat te [plaats]
1. Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de raad van 15 november 2010, waar alleen de deken is verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. G.E.J. Kornet, C.J. Lunenberg, P.J.M. van Wersch en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. De deken heeft het onderhavige verzoek als volgt toegelicht.
Verweerder (beëdigd 1978) is als advocaat werkzaam te [plaats] onder de naam verweerder (eenmanszaak) en houdt aan huis kantoor. Bij (de deken van) de Orde van Advocaten worden in toenemende mate klachten en/of verzoeken tot bemiddeling ingediend betreffende de handelwijze van verweerder. Diens werkwijze heeft vragen opgeroepen, namelijk of zijn praktijkvoering voldoet aan de voor advocaten geldende wet- en regelgeving en of met name de continuering van de behartiging van de belangen van zijn cliënten nog wel voldoende is gewaarborgd. Begin 2010 namen de klachten tegen/verzoeken tot bemiddeling in gerezen problemen met verweerder toe. Tegen de achtergrond dat zich ruim 15 jaar geleden soortgelijke problemen voordeden en er door de jaren heen geregeld over de werkwijze van verweerder werd geklaagd, heeft de deken aanleiding gezien verweerder voor een gesprek uit te nodigen om de situatie met hem te bespreken.
In de bespreking met verweerder op [….] 2010 is de deken gebleken dat verweerder een vorm van samenwerking heeft met mr. [X] (die enkele jaren geleden als advocaat van het tableau is geschrapt), in die zin dat laatstgenoemde hem opdrachten verstrekt. Verweerder heeft in 2009 bij de deken geïnformeerd of hij een dergelijke samenwerking zou kunnen aangaan. Ofschoon hem dit ontraden is, zijn beiden met elkaar in zee gegaan. Een aantal van de problemen, waarmee verweerder thans geconfronteerd wordt heeft direct met deze samenwerking te maken.
Verweerder is de tijdens voornoemde bespreking gemaakte afspraken niet nagekomen. Tekenend voor de gang van zaken is volgens de deken, dat pogingen hem telefonisch te bereiken om naar het uitblijven van de toegezegde reactie te informeren, op niets uitliepen eenvoudigweg omdat de telefoon niet beantwoord wordt en er geen antwoordapparaat is aangesloten; op brieven of mailberichten wordt evenmin gereageerd.
Ten einde de impasse te doorbreken heeft [….] 2010 één van de andere leden van de Raad van Toezicht (mr. M) contact met verweerder gezocht. Dit heeft erin geresulteerd dat verweerder de deken alsnog, zij het gedeeltelijk, heeft geïnformeerd.
Naar aanleiding van een op [….] 2010 met verweerder gevoerd telefoongesprek heeft de deken, met instemming van verweerder, ‘de Vliegende Brigade’ verzocht een onderzoek te verrichten op de voet van art 12 van de Verordening op de administratieve en financiële integriteit, welk onderzoek een voorlopig en oriënterend karakter zou hebben. Als te doen gebruikelijk heeft de Vliegende Brigade bij monde van mr. [K] eerst het concept van zijn advies aan verweerder toegestuurd. Ondanks herhaald verzoek, zowel van de zijde van [K] als van de zijde van de Raad van Toezicht, heeft verweerder niet op het concept gereageerd.
Uiteindelijk heeft mr. [K] [….] 2010 zijn advies uitgebracht.
Na de ontvangst van het definitief advies hebben zowel de deken als [M] geprobeerd in contact met verweerder te komen om met hem de aanbevelingen van de Vliegende Brigade te bespreken en te bezien hoe deze opgevolgd zouden kunnen worden. Wederom liepen pogingen verweerder telefonisch te bereiken op niets uit. Een op een (eenmalig aangesloten) antwoordapparaat ingesproken verzoek terug te bellen werd niet beantwoord; op een per mail verzonden verzoek contact op te nemen werd niet gereageerd.
Het geheel overziend maakt de deken zich onverminderd ernstig zorgen over de wijze waarop verweerder zijn praktijk uitoefent. Verweerder lijkt de ernst van de situatie niet in te zien. Op geen enkele wijze geeft hij er blijk van de conclusies van het onderzoek van de Vliegende Brigade serieus te nemen en de aanbevelingen te willen opvolgen. Een aantal van de in het rapport van mr. [K] beschreven feiten getuigt volgens de deken van een onbehoorlijke praktijkuitoefening, en levert het vermoeden op van schending van de door artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen. De belangen van justitiabelen die hun belangenbehartiging aan verweerder hebben toevertrouwd lopen gevaar. Daarom heeft de deken zich genoodzaakt gezien de Raad te vragen verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen en na te noemen voorzieningen te treffen. De deken meent dat het onderzoeksrapport voldoende inzicht biedt in de stand van de praktijk, zodat een onderzoek op de voet van art 60 c Advocatenwet niet noodzakelijk is.
De thans voorliggende klachten zullen op korte termijn geïnstrueerd worden en ter behandeling bij de raad van discipline worden ingediend, aldus de deken in zijn verzoek.
3. Mr. [K] beschrijft in zijn rapport dat volgens een globale schatting van verweerder de dossiers die hij van mr. [X] in behandeling heeft ongeveer eenderde deel uitmaken van zijn praktijk. Zestien daarvan betreffen zaken waarin mr. [X] zelf partij is. Grosso modo gaat het dan om zaken waarin oud-cliënten tegen mr. [X] procedures zijn begonnen in verband met declaratiekwesties.
Het andere deel van de zaken (veertien, waarvan vier als afgedaan kunnen worden beschouwd) betreft dossiers waarin mr. [X] optreedt als tussenpersoon in de zin van regel 35.
In het algemeen worden de processtukken opgesteld door mr. [X]. Verweerder bekijkt die globaal en dient deze vervolgens in, al dan niet na aanpassing daarvan of na overleg met mr. [X]. In de helft van de gevallen heeft hij contact met de betrokken cliënten. Die contacten hebben verweerder doen inzien dat de gegevens die mr. [X] verstrekt en ook ten grondslag legt aan zijn processtukken lang niet altijd kloppen. Zo is gebleken dat hij verkeerde partijen had gedagvaard, dat de processtukken niet volledig waren, dat vorderingen waren ingesteld op verkeerde rechtsgronden, en dat procedures werden gestart die bij nadere bestudering van het dossier als kansloos moesten worden aangemerkt.
De verhouding tussen verweerder en mr. [X] is op scherp komen te staan toen de laatste verweerder aansprakelijk stelde omdat een appeldagvaarding te laat door hem zou zijn aangebracht terwijl volgens verweerder die appeldagvaarding te laat aan hem was toegestuurd met als gevolg dat deze niet meer tijdig kón worden betekend. Mr. [X] heeft daarin aanleiding gezien de volledige vordering met rente en kosten die in eerste aanleg was afgewezen op verweerder te verhalen door dat bedrag te verrekenen met uitstaande honoraria en door verweerder vooruitbetaalde verschotten. De vorderingen die verweerder te dier zake had beliepen circa € 6.000,00 respectievelijk € 9.000,00.
De problematiek met mr. [X] werkt voor verweerder in hoge mate verlammend, aldus mr. [K] in zijn rapport. Verweerder voelt zich niet tegen hem opgewassen. Dit alles gaat ten koste van zijn andere praktijk, met de klachten tot gevolg. Die klachten zien op het niet althans veel te laat reageren op brieven van de wederpartij, het niet althans niet tijdig overdragen van dossiers, het niet goed behandelen van zaken en het niet adequaat informeren van zijn cliënt over het verloop van diens zaak.
Hier is nu de klacht van de rechtbank nog bijgekomen welke ziet op het driemaal niet ter zitting verschijnen.
De conclusies en aanbevelingen in het rapport luiden kort samengevat als volgt.
A. De praktijk van verweerder moet zowel qua omvang als inrichting ervan als marginaal worden beschouwd.
B. Het is van belang dat de relatie met mr. [X] zo spoedig mogelijk beëindigd wordt en dat duidelijk wordt aan wie de dossiers die verweerder voor [X] in behandeling heeft, met in achtneming van regel 9 lid 3, kunnen worden overgedragen.
C. Verweerder zou begeleiding moeten krijgen bij het op orde brengen van zijn praktijk.
D. Verweerder zou met de deken moeten spreken over de toekomst van zijn praktijk.
4. De deken heeft verzocht bij wijze van voorziening te bepalen dat
een door de Raad aan te wijzen advocaat in het ressort Arnhem naar bevind van zaken handelend die maatregelen mag nemen waartoe verweerder zelf bevoegd zou zijn, die in het belang van een zorgvuldige praktijkvoering en de cliënten van het kantoor van verweerder geboden zijn en, meer in het bijzonder, te bepalen:
a. dat de door de Raad aan te wijzen advocaat de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot zijn archieven en tot die zaken en personen als genoemd in artikel 60.e lid 1 en 2 Advocatenwet, desnoods met behulp van de sterke arm,
b. dat deze advocaat overeenkomstig diens taak in het belang van de continuïteit van het kantoor en de cliënten van verweerder naar bevind van zaken die maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, een en ander zolang de deken dat geraden acht en de aangewezen advocaat zich daartoe beschikbaar houdt;
c. dat, voor zover hier niet op een andere acceptabele wijze in kan worden voorzien, de door de Raad aan te wijzen advocaat voornoemd verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor van verweerder zulks met uitsluiting van verweerder zelf ;
d. dat de door de Raad aan te wijzen advocaat voornoemd zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een – ten laste van verweerder te brengen – vergoeding van ten hoogste een door de Raad te bepalen bedrag per uur, en maximum;
-e. dat verweerder aan de door de Raad aan te wijzen advocaat voornoemd binnen zeven dagen na dagtekening van deze beslissing op een door hem aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen ter hoogte van het bedrag dat de Raad zal bepalen;
f. dat verweerder op eerste verzoek van de aangewezen advocaat en binnen zeven dagen na dit verzoek nadere voorschotten zal voldoen;
althans die voorzieningen te treffen die de Raad in goede justitie vermeent te behoren.
5. De raad beoordeelt de verzoeken als volgt.
De raad deelt de zorgen van de deken en laat zich daarbij in hetgeen volgt leiden door de bevindingen van [K].
Het verlammende effect op verweerder van de problemen die zich hebben voorgedaan in de samenwerking met mr. [X] heeft er toe geleid dat verweerder al geruime tijd geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen: hij is niet meer bereikbaar, noch voor vertegenwoordigers van de Orde, noch voor zijn cliënten. Cliëntbelangen lopen gevaar. Door zijn afwezigheid op zitting komt een behoorlijke procesgang in het gedrang.
De raad ziet hierin alle reden het verzoek van de deken om verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk in te willigen, en bij wijze van voorziening een andere advocaat aan te wijzen om
a. de praktijk van verweerder voorlopig waar te nemen,
b. verweerder behulpzaam te zijn bij het verder ontvlechten van de samenwerking met mr. [X],
c. verweerder waar te nemen in het bestuur van de Stichting Derdengelden,
en deze advocaat de daartoe benodigde bevoegdheden te verlenen,
d. en samen met verweerder te bezien of er een reële basis kan worden gevonden om de praktijk te hervatten zonder dat opnieuw een situatie ontstaat waarin verweerder zich tot het aangaan van riskante vormen van samenwerking laat verleiden.
De deken heeft mr. J.H. Brouwer, advocaat te Apeldoorn, bereid gevonden om een opdracht tot praktijkwaarnemer en begeleider van verweerder op zich te nemen.
Volgens informatie van de deken heeft verweerder in een eerder stadium ingestemd met de persoon van mr. Brouwer voor het geval het tot een zodanige opdracht / benoeming zou komen.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
1. schorst verweerder op de voet van artikel 60 b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat;
2. bepaalt bij wijze van voorziening dat mr. J.H. Brouwer, advocaat te Apeldoorn, met onmiddellijke ingang
a. de praktijk van verweerder voorlopig zal waarnemen,
b. verweerder behulpzaam zal zijn bij het verder ontvlechten van de samenwerking met mr. [X],
c. verweerder zal waarnemen in het bestuur van de Stichting Derdengelden,
d. samen met verweerder zal bezien of er een reële basis kan worden gevonden om de praktijk te hervatten zonder dat opnieuw een situatie ontstaat waarin verweerder zich tot het aangaan van riskante vormen van samenwerking laat verleiden.
3. mr. Brouwer krijgt daartoe de bevoegdheid om zich, desnoods met de hulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en gerechtigd is tot inzage van de dossiers, boeken, archieven, boekhouding (waar die zich ook bevinden) en andere gegevensdragers die betrekking hebben op de praktijk, alsmede dat mr. Brouwer in het belang van de cliënten van verweerder naar bevind van zaken die maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, [een en ander zo lang de deken dat geraden acht en mr. Brouwer zich daartoe beschikbaar houdt];
4. verstaat dat mr. Brouwer uiterlijk twee maanden na zijn aantreden de deken een eerste verslag zal uitbrengen;
5. bepaalt dat mr. Brouwer voornoemd zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een -ten laste van verweerder te brengen- vergoeding van ten hoogste € 250,- per uur exclusief BTW en exclusief de kosten van diens administratieve ondersteuning (te berekenen tegen het tarief dat die ondersteuning hem of zijn kantoor kost) en reiskosten (zijnde € 0,75 per gereden kilometer), zulks met een maximum van (voorshands) 50 uur in totaal voor mr. Brouwer;
6. bepaalt dat verweerder aan mr. Brouwer voornoemd binnen 5 (vijf) werkdagen na dagtekening van deze beslissing op een door deze aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen van (vooralsnog) € 5.000,-- aan honorarium en (vooralsnog) € 1.000, -- aan kosten van administratieve ondersteuning en reiskosten, alles exclusief BTW en reiskosten;
7. bepaalt dat wanneer mr. Brouwer daar aanleiding toe ziet hij naar analogie van het bepaalde in artikel 60 d lid 2 Advocatenwet aan de voorzitter van de raad gemotiveerd kan verzoeken de hierboven vastgestelde maximale vergoeding te verhogen en te bepalen dat verweerder daarvoor zekerheid stelt;
8. machtigt mr. Brouwer om hetgeen hem op grond van zijn werkzaamheden toekomt, telkens als dat aan de orde is, ten behoeve van zichzelf onder zich te nemen uit of af te zonderen van de tegoeden van de lopende rekeningen (niet zijnde de rekening derdengelden) van het kantoor van verweerder;
9. bepaalt dat eventueel defungeren van mr. Brouwer voordat deze beslissing zijn kracht verliest niet leidt tot een herstel van de met deze beslissing aan verweerder ontnomen bevoegdheden.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2010 .
griffier voorzitter