Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0450

Zaaknummer

R. 3267/09.99

Inhoudsindicatie

Onvoldoende zorgvuldigheid bij vastleggen financiele afspraken.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 17 september 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 29 juni 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 9 november 2009. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

 

FEITEN

2.1      In 2005 heeft verweerder klager bijgestaan in verband met een te sluiten overeenkomst met B. B.V.

 

2.2      In een later stadium heeft verweerder klager bijgestaan in een procedure tegen voornoemde vennootschap.

 

2.3      Klager heeft verweerder benaderd aangezien hij een studievriend en een jaarclubgenoot uit Leiden was.

 

2.4      Verweerder heeft klager declaraties doen toekomen vanaf 16 juni 2005. Uit de declaratie van 16 juni 2005 blijkt dat het honorarium van € 1.908,-- is gematigd tot € 792,77.

 

2.5      Op 2 augustus 2005 heeft klager aan verweerder een e-mailbericht gestuurd waarin hij, voorzover in deze relevant, aan verweerder vraagt: “Als ik het goed heb nagerekend is het tarief dat je mij in rekening brengt meer dan verdubbeld, klopt dat?”.

 

2.6      Klager heeft verweerder op 16 november 2005, voorzover in deze relevant, bericht:

 

            “Tot slot: mijn verlies tot nu toe beperkt zich voornamelijk tot de kosten die ik aan jou betaald heb. Ik ben bereid om dit verlies te accepteren. Mocht het erop lijken dat verdere acties jegens B. (red.) meer geld gaat kosten dan het waarschijnlijk zal opleveren dan wil ik graag dat je dat met me overlegt voordat je namens mij kosten gaat maken. Misschien moeten we op een gegeven moment maar wijs zijn en gewoon ermee kappen. Ik weet niet wat de risico’s en kosten van een faillissementsaanvraag etc. zijn.”

 

2.7      Bij e-mailbericht van 22 september 2006 heeft klager zijn ongenoegen over de hoogte van de declaraties en de door de kantoorgenoot van verweerder verrichte werkzaamheden geuit.

 

2.8      Bij e-mail bericht van 10 november 2006 heeft verweerder klager bericht:

           

            “Uit je mails in deze zaak zijn je gedachtekronkels en ook het moment waarop je de “afspraak over een uurtarief van € 110,--“ verzint duidelijk af te lezen. Uit die correspondentie kom je ook naar voren als een onaangename querulant die steeds weer excuses zoekt om kortinkjes te vragen. Als je je rechtsbijstandverzekeraar die stukken zou geven en haar medewerkers die ook zouden doorlezen dan zullen zij hun oordeel over jouw zaak wel bijstellen. Veel wijsheid toegewenst, wand dat heb je wel nodig.”

 

2.9      Verweerder heeft klager bij e-mail bericht van 2 april 2007, voor zover in deze relevant, geschreven:

 

            “Als je mij een afschriftje stuurt van je mail of brief aan die rechtsbijstandverzekeraar en je contactpersoon daar doorgeeft kan ik de zaak even met hem of haar bespreken en kan deze jou vervolgens adviseren ter vermijding van builen je rekening te betalen.”

 

2.10    Bij vonnis van 16 januari 2008 heeft de Kantonrechter te Assen klager veroordeeld tot betaling van de openstaande declaratie en proceskosten van het kantoor van verweerder. Klager heeft deze op of omstreeks maart 2008 voldaan.

 

2.11    Bij e-mail bericht van 16 september 2008 heeft verweerder klager in overweging gegeven zijn klacht tegen hem in te trekken waartegenover verweerder klager een korting van € 500,-- op zijn opeisbare vordering heeft aangeboden.

 

KLACHT

3.         Klager verwijt verweerder dat hij:

 

a.     een mondelinge tariefafspraak heeft gemaakt die hij later niet waarmaakt en ontkent;

b.     weinig consequent zijn tarieven verwoordt en kantoorkosten rekent, terwijl hij heeft medegedeeld dat zijn tarief inclusief kosten is;

c.     dubbel declareert;

d.     weinig strategische betrokkenheid heeft getoond in de zaak van klager en een weinig snelle pragmatische en deskundige advisering heeft gegeven toen bleek dat er een faillissement aan zat te komen en verweerder een aantal malen aan klager heeft gesuggereerd tegen een failliete onderneming door te procederen;

e.     zonder overleg met klager werk op zich neemt en klager daarvoor declareert en een weinig efficiënte collega heeft ingeschakeld, terwijl klager verweerder heeft laten weten de kosten niet verder te willen laten oplopen;

f.       op kosten van klager een collega haar kennis heeft laten opfrissen van wetten, jurisprudentie en literatuur hetgeen uit de urenspecificatie blijkt;

g.     niet alle kosten van inefficiënt en zinloos debiteurenonderzoek van 16 november 2005 heeft wil crediteren;

h.     klager in de dagvaarding met betrekking tot de openstaande declaraties woorden in de mond heeft gelegd die hij nooit heeft uitgesproken;

i.       klager onheus heeft bejegend c.q. zich grievend heeft uitgelaten in e-mailberichten van 10 november 2006 en 2 april 2007;

j.        klager heeft geïntimideerd door een korting aan te bieden op de openstaande vordering indien klager zijn klacht tegen verweerder intrekt.

 

 

VERWEER

4.   Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1      Verweerder betwist dat er mondelinge afspraken zouden zijn gemaakt over het te hanteren uurtarief, in die zin dat die niet zouden zijn nagekomen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2      Verweerder heeft gesteld dat het toegezegde tarief steeds consequent en correct is gehanteerd.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3      Verweerder betwist dat sprake is geweest van dubbel declareren.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4      Verweerder heeft gesteld dat de advisering wel degelijk pragmatisch en deskundig is geweest. Het faillissement van de voormalig zakenpartner van klager is niet aan verweerder te wijten.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.5      Verweerder betwist dat zijn kantoorgenote inefficiënt te werk zou zijn gegaan. Bovendien heeft verweerder aangegeven dat op de door haar verrichte werkzaamheden korting is verleend. Of kosten te veel oplopen ten opzichte van het mogelijke rendement is eerst duidelijk nadat enig onderzoek is verricht naar dat mogelijke rendement.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel f

4.6      Het in zaken doornemen van wetten, jurisprudentie en literatuur hoort bij de werkzaamheden die een advocaat verricht door zijn cliënt. Deze werkzaamheden zijn dus terecht gedeclareerd.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel g

4.7      Verweerder heeft gesteld dat er geen reden is om het gedane onderzoek waar klager zelf om heeft verzocht niet te declareren.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel h

4.8      Verweerder stelt dat het onduidelijk is wat klager ten onrechte in de mond zou zijn gelegd.

 

Ten aanzien van klachtonderdelen i en j.

4.9      Verweerder betwist dat hij klager onheus zou hebben bejegend dan wel grievend zich jegens klager zou hebben uitgelaten. Voorts betwist verweerder dat hij klager zou hebben geïntimideerd.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdeel a tot en met c

5.1       De Raad ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met c gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Vooropgesteld wordt dat wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Voorts behoort de advocaat zijn cliënt op de hoogte te stellen, zodra hij ziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat.

 

5.2       De Raad stelt vast dat het in de risicosfeer van een advocaat ligt indien er een dispuut ontstaat over de gemaakte financiële afspraken en deze niet door de betreffende advocaat op schrift zijn gesteld. Uit de stukken volgt dat verweerder nooit de gemaakte afspraken met klager schriftelijk heeft bevestigd. Het lag op de weg van verweerder om zulks wel te doen. Klachtonderdeel a is gegrond. De klachtonderdelen b en c zijn ongegrond nu immers in een civiele procedure de verschuldigdheid van de betreffende vorderingen is komen vast te staan en het niet aan de Raad is daarover een (ander) oordeel te geven.

 

Ten aanzien van de klachtonderdeel d

5.2       Niet is komen vast te staan dat verweerder de zaak inhoudelijk onjuist heeft behandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

Ten aanzien van de klachtonderdelen e, f en g

5.3       De Raad ziet aanleiding de klachtonderdelen e, f en g gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. De tuchtrechter is niet bevoegd een oordeel te geven over declaratiegeschillen. Dit is slechts anders indien sprake is van excessief declareren. Dit laatste is niet gebleken. Voor het overige heeft de kantonrechter bij vonnis van 16 januari 2008 inmiddels een oordeel gegeven ten aanzien van de declaraties en de door verweerder en zijn kantoorgenote voor klager verrichte werkzaamheden.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel h

5.4       Verweerder heeft aangevoerd wat hij met de betreffende bewoordingen in de dagvaarding heeft bedoeld. Van de zijde van klager ontbreekt een verdere toelichting ten aanzien van dit klachtonderdeel, zodat de Raad dit klachtonderdeel ongegrond acht.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel i

5.5       De bejegening van klager door verweerder in zijn e-mailbericht van 10 november 2006 is onder (voormalige) clubgenoten misschien wel toelaatbaar, echter niet in de verhouding advocaat – cliënt; dit is in die verhouding een uitlating waarbij een advocaat over de schreef gaat en handelt zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt De Raad is van oordeel dat verweerder van deze uitlating onvoldoende afstand heeft genomen. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel j

5.6       De Raad acht het onbetamelijk dat verweerder heeft gedreigd de kosten in het kader van deze procedure te verhalen op klager alsmede dat hij een korting op de opeisbare vordering heeft aangeboden om tot intrekking van de klacht over te gaan. De Raad is van oordeel dat verweerder terzake oneigenlijke druk heeft uitgeoefend op klager. Dit klachtonderdeel is in zoverre ook gegrond.

 

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden. 

 

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

                        -          verklaart de klachtonderdelen b t/m h ongegrond en a, i en j gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.