Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0342

Zaaknummer

09-279A

Inhoudsindicatie

 Een advocaat is op verzoek van een opvolgend advocaat en ook de deken gehouden om de nodige bereidwilligheid te tonen om tot overdracht van het dossier te komen. Dit in het belang van de rechtzoekende. Het niet tonen van die bereidwilligheid is klachtwaardig. Een advocaat is eveneens gehouden op eerste verzoek van de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten in het kader van de verplichtingen gegrond op de Centrale Controle Verordeningen te reageren. Niet-reageren is klachtwaardig. Tenslotte: het niet-voldoen aan de vereisten uit een eerder tuchtrechtelijk vonnis is een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en derhalve klachtwaardig. Dit handelen leidt tot de maatregel schrapping.

Uitspraak

 

RAAD  VAN  DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 9 februari 2010

in de zaak 09-279A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 8 oktober 2009 binnengekomen bezwaar van:

 

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Amsterdam

d e k e n

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1. verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 oktober 2009, door de raad ontvangen op 8 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2009 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Van de be-handeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

a. de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 6 in de in die brief genoemde inventarislijst;

b. het proces-verbaal van de zitting van 18 november 2009.

 

 

 

2. het bezwaar

2.1 Het bezwaar houdt -zakelijk weergegeven- in dat:

a. verweerder niet reageert op het verzoek van een opvolgend advocaat het lopende dossier over te dragen. Ook gelijke verzoeken van de deken, blijven zonder ge-volg;

b. verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten in het kader van verweerders verplichtingen gegrond op de Centrale Controle Verordeningen over het jaar 2007;

c. verweerder tenslotte negeert de jegens hem voor onbepaalde tijd uitgesproken schorsing.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens de deken de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden.

3. feiten

Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder is in 1984 als advocaat en procureur beëdigd te Amsterdam.

3.2 Verweerder is bij beslissing van 10 juli 2007 (nummer 07-128A) van de raad te Amsterdam voor onbepaalde tijd geschorst met ingang van 15 juli 2007. Bij brief van 16 juli 2007 heeft de toenmalige deken verweerder gewezen op de implicaties van genoemde beslissing, waaronder de verplichte kennisgeving van de schorsing aan cliënten, het verbod om in rechte op te treden en de verplichting tot verwijdering van de naam op het briefpapier.

3.3 Bij brieven van 30 november 2007 en 21 december 2007 heeft de deken verweerder verzocht een lopend dossier over te dragen aan een opvolgend advocaat. Bij brief van 11 januari 2008 heeft de deken verweerder bericht dat bij gebreke van enige reactie hij overgaat tot het formuleren van een dekenbezwaar.

3.4 Een cliënt van verweerder heeft de deken in augustus 2009 aangeschreven via een brief met ondermeer de volgende tekst:

“Hij bleef mijn advocaat zonder dat ik wist dat hij geschorst was als advocaat. Nooit iets medegedeeld. Ook niet in gesprekken ofzo. Die wij voerden niet op zijn kantoor want dat had hij niet we spraken in een hotelletje.”.

Uit diezelfde brief blijkt dat verweerder de cliënt heeft bijgestaan tijdens een zitting van de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2009.

3.5 Uit diverse brieven van verweerder aan zijn cliënt verzonden in de periode medio juni 2009 tot medio augustus 2009 blijkt, dat verweerder zowel in eigen naam als in naam van zijn zoon, mr. M.E. Bulterman, correspondeert.

3.6 Mr. M.E. Bulterman, is bij beslissing van de raad te Amsterdam van 14 april 2009 (num-mer 09-078A) met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst en bij beslissing van die raad van 28 juli 2009 (nummers 09-066A en 09-067A) geschrapt van het tableau, van welke beslissing geen hoger beroep is ingesteld.

4. beoordeling van het bezwaar

 onderdeel a en b

4.1 Gezien hun onderlinge verband en samenhang, lenen de onderdelen a en b zich voor een gezamenlijke behandeling.

4.2 Op verweerder rust de verplichting om op eerste verzoek van de deken de nodige be-reidwilligheid te tonen om in het belang van de rechtszoekende tot een spoedige dossier-overdracht te komen. Het is de raad gebleken dat verweerder in het geheel niet heeft ge-reageerd. Dat is klachtwaardig. Onderdeel a is dan ook gegrond. Hetzelfde geldt voor on-derdeel b. Verweerder dient mee te werken aan althans in ieder geval te reageren op ver-zoeken van de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten in het kader van ver-weerders verplichtingen gegrond op de Centrale Controle Verordeningen over het jaar 2007. Door zulks na te laten, heeft verweerder klachtwaardig gehandeld. Ook onderdeel b is dus gegrond.

onderdeel c

4.3 Met de deken is de raad van oordeel dat verweerder de gevolgen van de schorsingsbeslis-sing van de raad van 10 juli 2007 heeft genegeerd. Uit de in punt 3.4 genoemde brief en de in punt 3.5 genoemde correspondentie (betreffende de periode medio juni 2009 tot medio augustus 2009) is de raad genoegzaam gebleken dat verweerder ondanks de gel-dende schorsing, gewoon praktijk bleef uitoefenen zowel in eigen naam als in naam van zijn zoon. Zo is verweerder in rechte ten behoeve van een cliënt opgetreden en heeft hij briefpapier met zijn naam gebruikt.

4.4 Het niet-voldoen aan de vereisten uit een eerder tuchtrechtelijk vonnis is een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en derhalve klachtwaardig. Onderdeel c is dan ook gegrond.

5. maatregel

5.1 Met het voorgaande is komen vast te staan dat verweerder bij herhaling stelselmatig en structureel blijft handelen in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Met be-trekking tot de aan verweerder op te leggen maatregel zijn de volgende omstandigheden van belang:

- de vele en eerdere en recent gewezen tuchtrechtelijke beslissingen ten laste van verweerder waarbij diverse schorsingen zijn uitgesproken en met name de (onher-roepelijke) beslissing van de raad van 10 juli 2007 (nummer 07-128A) waarin met ingang van 15 juli 2007 de schorsing van verweerder voor onbepaalde tijd is uitge-sproken;

- de aard en ernst van de in deze zaak en de hiervoor genoemde zaken aan ver-weerder verweten feiten en gedragingen, die het ontoelaatbaar maken dat aan verweerder als advocaat nog enige belangen van rechtzoekenden worden toever-trouwd.

5.2 De raad acht het vorenstaande dusdanig ernstig dat de raad de maatregel van schrapping van het tableau van verweerder gerechtvaardigd en geboden acht.

5.3 De raad ziet ten slotte aanleiding om te bevelen dat deze beslissing en de gronden waarop zij berust op voet van artikel 48 lid 3 Advocatenwet openbaar zal worden gemaakt.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart alle onderdelen van het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau;

- beveelt dat deze beslissing en de gronden waarop zij berust zal worden openbaar-gemaakt  door aanplakking van de uitspraak in de advocatenkamer van het Paleis van Justitie te Amsterdam en door toezending van een afschrift dezer uitspraak aan alle Raden van Toezicht in den lande met het verzoek om openbaarmaking op de ter plaatse gebruikelijke wijze.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2010.

 

 

voorzitter         griffier

 

Deze beslissing is op 9 februari 2010 in afschrift op  per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder;

-       de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.