Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0565

Zaaknummer

5535

Inhoudsindicatie

Verwijt aan advocaat wederpartij dat deze onjuiste berekeningen over alimentatie-achterstand hanteert. Ongegrond.

Uitspraak

 

         

9 april 2010

No. 5535

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerster,

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 12 juni 2009, onder nummer 08/106, aan partijen toegezonden op 15 juni 2009, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster de onderdelen a en b gegrond zijn verklaard, onderdeel c ongegrond is verklaard en als maatregel een enkele waarschuwing is opgelegd.

 

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 juli 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- het proces-verbaal van de zitting (13 mei 2008) en de beschikking (24 juni 2008) van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam inzake X. tegen Y.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 februari 2010, waar appellant/verweerster en klager zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt het volgende in:

Verweerster heeft zicht niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat:

a. verweerster zich bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting door de omvang van de door klager te betalen achterstallige alimentatie veel groter voor te stellen dan die in werkelijkheid was;

b. verweerster weigert, ondanks vele verzoeken daartoe en onder valse voorwendsels, mee te werken aan het terugbetalen van de teveel betaalde alimentatie, zulks terwijl de cliënte van verweerster al vanaf december 2007 dubbel alimentatie ontvangt;

c.  verweerster weigert, in strijd met eerder gemaakte afspraken, het beslag op de UWV-uitkering van klager op te heffen.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan.

4.2 Vanaf januari 2006 behartigt verweerster de belangen van de ex-echtgenote van klager in de echtscheidingsprocedure. Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 1 mei 2006 is een alimentatiebijdrage ten laste van de klager vastgesteld. Ter uitvoering van deze beschikking is in opdracht van verweerster door een deurwaarder beslag gelegd op de UWV-uitkering van klager. Verweerster heeft aan de advocaat van klager bij brief van 31 juli 2007 de op dat moment in haar visie bestaande achterstand in de alimentatiebetalingen voorgerekend, nu de achterstand mogelijk in één keer uit de overwaarde van de voormalige echtelijke woning zou worden betaald. De brief van 31 juli 2007 van verweerster vormde de grondslag voor de deurwaarder om bij brief van 28 november 2007 aan klager de vermeende achterstand voor te rekenen op een bedrag van € ….. Na ontvangst van het overzicht van de deurwaarder heeft klager nog diezelfde dag de achterstand gemotiveerd betwist en op een lager bedrag berekend, namelijk op een bedrag van € ….. De deurwaarder heeft de door klager berekende achterstand eerst op 12 december 2007 doorgezonden aan verweerster. Verweerster heeft een en ander besproken met haar cliënte en vervolgens de deurwaarder op 7 januari 2008 bericht over de stand van de alimentatie vanaf 1 mei 2006 tot 1 januari 2008. Op aandringen van klager heeft de deurwaarder bij brief van 10 januari 2008 bericht dat de door klager becijferde achterstand juist is, doch nog een bedrag ter zake executiekosten verschuldigd was.

4.3 In de brief van 28 november 2007 heeft de deurwaarder tevens geschreven “Resumerend bent u tot en met de maand november 2007 nog € … verschuldigd. Mocht u voor totale betaling zorg willen dragen per 1 december dan moet u laatstgenoemd bedrag op een van onze rekeningen overmaken onder vermelding van het dossiernummer. Tevens moet u met ingang van die datum bij vooruitbetaling maandelijks € … (+ toekomstige indexeringen) rechtstreeks aan mevrouw V. voldoen.”

4.4 Het beslag op de UWV-uitkering van klager is niet opgeheven omdat de cliënte van verweerster hiervoor geen toestemming wilde geven.

Klager heeft de door hem berekende achterstallige alimentatie rechtstreeks aan zijn ex-echtgenote betaald. Voorts heeft hij met ingang van december 2007 de lopende alimentatie rechtstreeks aan zijn ex-echtgenote betaald. In de periode december 2007 tot en met maart 2008 heeft klager de alimentatie daardoor dubbel betaald.

De deurwaarder heeft de door hem geïnde bedragen eerst in mei 2008 afgedragen aan verweerster.

4.5 Klager heeft zowel bij de deurwaarder als bij monde van zijn advocaat aangedrongen op een spoedige reactie, nu hij de alimentatie dubbel betaalde. De advocaat van klager heeft bij brieven van 28 januari, 21 februari, 4 maart, 12 maart en 2 april 2008 de kwestie van de teveel betaalde alimentatie onder de aandacht gebracht van verweerster.

Verweerster heeft telefonisch gereageerd en eerst op 8 april 2008 schriftelijk. In haar reactie heeft verweerster naar de deurwaarder verwezen.

4.6 Vanaf mei 2008 wordt, zonder tussenkomst van de deurwaarder, op de UWV-uitkering van klager de alimentatie ingehouden en rechtstreeks doorbetaald aan de ex-echtgenote van klager. De onderhoudsverplichting van klager ten opzichte van zijn ex-echtgenote eindigt per 2 mei 2009, gelet op de duur van het huwelijk van klager en zijn ex-echtgenote. Bij brief d.d. 13 maart 2009 van verweerster aan klager, naar aanleiding van het verzoek van de advocaat van klager de beslaglegging op te heffen, heeft verweerster meegedeeld:

”Met de beslaglegging houd ik me niet bezig. Ook de werkzaamheden van de deurwaarder zijn in dat kader geëindigd. Het UWV onderhoudt rechtstreeks contacten met cliënte. Ik zal een kopie van uw brief aan cliënte zenden.”

4.7 Naar aanleiding van een klacht van klager tegen de deurwaarder is de deurwaarder wegens een te passieve opstelling berispt door zijn beroepsorganisatie.

5. De beoordeling

5.1 Het hoger beroep richt zich tegen de gegrondverklaring van de klachtonderdelen a en b. In verband daarmee heeft verweerster een aantal grieven aangevoerd, welke samengevat erop neerkomen dat verweerster de belangen van klager niet nodeloos heeft geschaad. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.2 Het hof stelt voorop dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met die cliënt goeddunkt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.3 Met de raad is het hof van oordeel dat de advocaat die aan een deurwaarder opdracht heeft gegeven tot beslaglegging verantwoordelijk blijft voor de wijze waarop de opdracht wordt uitgevoerd. Weliswaar is ook de deurwaarder verantwoordelijk voor zijn eigen optreden en handelen, doch dit ontslaat de advocaat er niet van de regie te houden in een incasso-traject.

5.4 Wel staat vast dat verweerster in belangrijke mate afhankelijk was zowel van door de deurwaarder te verschaffen informatie over inhoudingen c.q. betalingen als van zijn optreden in deze (waarvoor hij door zijn beroepsorganisatie is berispt).

5.5 Bovendien was verweerster eveneens afhankelijk van de door haar cliënte te verschaffen informatie over ontvangen betalingen en van haar aperte weigering om in te stemmen met opheffing van de beslaglegging.

5.6 Het hof acht het niet onwaarschijnlijk dat verweerster door meer aandacht te besteden, meer begrip te tonen en beter te communiceren, ook meer had kunnen bijdragen aan een eerdere oplossing van de gerezen problemen. Maar dat laat onverlet dat deze problemen primair werden veroorzaakt doordat klager aanvankelijk niet steeds stipt heeft voldaan aan zijn door de rechter bepaalde alimentatieplicht, en later rechtstreeks aan de cliënte van verweerster is gaan betalen hoewel hem bekend was dat het alimentatiebeslag niet was opgeheven. Het hof acht niet aannemelijk dat, zoals de klachtonderdelen a en b inhouden, verweerster de problemen opzettelijk heeft vergroot. In aanmerking genomen dat zij voor haar medewerking aan de oplossing van de problemen afhankelijk was van de opstelling en handelwijze van degenen die haar van informatie moesten voorzien en niet steeds van de juiste informatie hebben voorzien, is het hof van oordeel dat verweerster in deze ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.7 De door verweerster opgeworpen grieven slagen dan ook. Dit betekent dat de beslissing waarvan beroep dient te worden vernietigd en dat ook de klachtonderdelen a en b ongegrond dienen te worden verklaard.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van  16 juni 2009, nr. 08/106, voor zover aan ’s hofs oordeel onderworpen,

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.J. Baauw, H. van Loo,  J.C. van Oven en B.J.Th. Bouma, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2010.