Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0716

Zaaknummer

09-333A

Inhoudsindicatie

 Klacht over eigen advocaat. Klachtonderdeel inhoudende dat verweerder in de echtscheidingsprocedure van klager heeft nagelaten eigenhandig een verzoek echtscheiding in te dienen is ongegrond. Verweerder had klager adequater kunnen informeren over de benadeling van de huwelijksgemeenschap maar verweerder heeft de grens van het tuchtrechtelijk laakbare niet overschreden. Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 16 juni 2010

in de zaak 09-333A

_____________________________________________________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 14 december 2009 binnengekomen klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1.         Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 11 december 2009, door de raad ontvangen op 14 december 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2              De klacht tegen verweerder is behandeld ter zitting van 13 april 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3              De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken met bijlagen 1 t/m 27 zoals vermeld in de bij de genoemde brief gevoegde inventarislijst.

 

2.         Klacht

 

2.1              De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij:

a) heeft nagelaten om in de echtscheidingsprocedure van klager bij verweerschrift een zelfstandig verzoek echtscheiding in te dienen;

b) verweerder niet c.q. niet volledig heeft geïnformeerd over de benadeling van de huwelijksgemeenschap en de in dat verband relevante wetsartikelen.

 

3.         Feiten

           

3.1              Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Op enig moment heeft de wederpartij in die procedure haar verzoek om echtscheiding ingetrokken. Klager heeft om die reden een nieuwe procedure aanhangig moeten maken, nu zijdens klager geen zelfstandig verzoek tot echtscheiding was ingediend.

 

4.         Beoordeling

 

4.1              Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijk­heid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2              De raad zal de onderdelen van de klacht hierna afzonderlijk behandelen.

 

4.3              Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt.

Klager neemt het verweerder kwalijk dat door verweerder geen zelfstandig verzoek echtscheiding is ingediend. Het intrekken van het verzoek tot echtscheiding door de wederpartij in de echtscheidingsprocedure brengt mee dat achteraf gezien het instellen van een dergelijk verzoek nuttig was geweest. De raad is echter van mening dat feitelijk niet is komen vast te staan dat een dergelijke ontwikkeling in de procedure redelijkerwijs was te voorzien, zodat van verweerder niet verwacht kon worden dat hij daarop zou anticiperen. Het feit dat verweerder geen zelfstandig verzoek tot echtscheiding heeft ingediend is daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Onderdeel a is dan ook ongegrond.

 

4.4              Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt.

Klager verwijt verweerder dat verweerder hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijke bescherming van de huwelijksgemeenschap. De raad is echter van mening dat uit de brieven die klager aan verweerder heeft gericht niet blijkt van concrete vragen over de huwelijksgemeenschap, die onbeantwoord zouden zijn gebleven.

 

4.5              Wel blijkt uit die correspondentie dat klager zich zorgen maakt en in algemene termen vraagt om uitleg over welke bescherming hem toekomt in verband met de schulden die zijn echtgenote maakt (zie bijv. blz. 46 klachtdossier). Op die vragen had verweerder naar het oordeel van de raad adequater kunnen ingaan. Dat brengt echter nog niet met zich mede dat verweerder de grens van het tuchtrechtelijk laakbare heeft overschreden. Naar het oordeel van de raad treft verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt.

Onderdeel b is dan ook ongegrond.

BESLISSING

 

De raad van discipline:

-          verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2010 door

mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, B.E. van der Molen, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.

 

 

 

voorzitter                                                                                                      griffier

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

 

-          klager

-          verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van de beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

 

-                 klager

-                 verweerder

-                 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden vanhet beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor­den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d.      Telefonische informatie

076 - 548 4607.