Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0511

Zaaknummer

B 138 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Overtreding van de boekhoudverordening door de derdengeldrekeningniet gescheiden te houden van de rekening van de maatschap; er is sprake van een rekening-courant verhouding.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond, voorwaardelijke schorsing van twee maanden.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

B138 -2009

 

BESLISSING

 

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake het dekenbezwaar van:

 

tegen

 

verweerders,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

 

Verloop van de bezwarenprocedure.

Bij schrijven van 9 juli 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement X de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 december 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 19 oktober 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 30 november 2009.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn namens de deken mevrouw mr. Y en mevrouw mr. Z verschenen en is verweerder sub 1 verschenen, vergezeld van de heer Q., chef de bureau op het kantoor van verweerders.

 

 

Vaststelling van de feiten voor zover voor het dekenbezwaar van belang.

Naar aanleiding van de opgave CCV 2007, meer specifiek de rapporten feitelijke bevindingen 2006 en 2007, zijn er bij de Raad van Toezicht vragen gerezen betreffende de derdengeldrekening van het advocatenkantoor van verweerders. De vragen betroffen met name de anciënniteit van de derdengelden. In verband daarmee heeft de deken aan verweerders inzage gevraagd in de derdengeldrekening. Op 22 januari 2009 is dit onderzoek uitgevoerd door mw. mr. Y, secretaris van de Raad van Toezicht en mw. mr. V, adjunct-secretaris. Het onderzoek vond plaats ten kantore van W., in aanwezigheid van verweerders, de op hun kantoor werkzame chef de bureau en een medewerkster van W.

De bevindingen tijdens het onderzoek ter plaatse vormden aanleiding om op 26 januari 2009 bij verweerders een kopie op te vragen van alle aan de rapporten feitelijke bevindingen 2006 en 2007 ten grondslag liggende stukken, waaronder in elk geval de bij de accountant getoonde bankafschriften en financiële overzichten. Aan dit verzoek werd voldaan.

De bevindingen vormden voor de raad van toezicht aanleiding voor het indienen van een dekenbezwaar.

 

 

 

Inhoud van het dekenbezwaar.

Verweerders overtreden op meerdere punten de boekhoudverordening in verband met de door hen aangehouden derdengeldrekening, tot het beheer waarvan zij beiden bevoegd zijn. Zij houden de derdengeldrekening niet gescheiden van de maatschapsrekening; er is sprake van een rekening-courant verhouding.

-          ondoorzichtige administratie;

-          ongeoorloofde onttrekkingen;

-          behouden van gelden, bestemd voor derden;

-          aanwenden derdengelden voor eigen kantoorkosten.

 

 

Standpunt van verweerder.

Er is wel sprake van een gescheiden boekhouding, ook volgens de accountant van verweerders. Het saldo van de derdengeldrekening minus het saldo van de rekening-courantverhouding tussen derdengeldrekening en kantoor is nooit minder geweest dan het bedrag van de geldelijke verplichtingen aan derden.

 

 

Beoordeling van de klacht.

De raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerders de derdengeldrekening niet gescheiden houden van de maatschapsrekening en er sprake is van een rekening-courant verhouding. Verweerders hebben met hun verweer in feite bevestigd dat er sprake is van een rekening-courant verhouding. De rekening-courant verhouding is naar de mening van verweerders echter toelaatbaar omdat, aldus verweeerders, het saldo van de derdengeldrekening minus het saldo van de rekening-courantverhouding tussen derdengeldrekening en kantoor nooit minder is geweest dan het bedrag van de geldelijke verplichtingen aan derden. De raad is van oordeel dat verweerders dit verweer onvoldoende hebben onderbouwd, en al zouden verweerders er wel in zijn geslaagd de juistheid van hun stelling aannemelijk te maken, dan zou zulks niets af doen aan het feit dat er sprake is van een rekening-courant verhouding, hetgeen op basis van de boekhoudverordening hoe dan ook ontoelaatbaar is.

 

Voorts is naar het oordeel van de raad door de deken op basis van de overgelegde stukken aannemelijk gemaakt dat verweerders een ondoorzichtige administratie hebben gevoerd, ongeoorloofd gelden hebben onttrokken, gelden die bestemd waren voor derden hebben behouden en derdengelden hebben aangewend voor eigen kantoorkosten. Aldus hebben verweerders op meerdere punten de boekhoudverordening overtreden in verband met de door hen aangehouden derdengeldrekening, tot het beheer waarvan zij beiden bevoegd zijn.

 

De raad verklaart het dekenbezwaar dan ook gegrond. De raad acht in deze een schorsing voor de duur van twee maanden een passende sanctie. Verweerders hebben betoogd dat zij inmiddels wijzigingen in hun boekhouding hebben doorgevoerd conform de aanwijzingen van de deken, zodat de administratie thans voldoet aan de eisen die de boekhoudverordening daaraan stelt. De raad ziet hieraan aanleiding om de schorsing op te leggen in de voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van twee jaar. Ter zitting is namens de deken aangegeven dat erop zal worden toegezien dat verweerders de boekhouding in overeenstemming met de uit de boekhoudverordening voortvloeiende eisen hebben gebracht en zullen houden.

 

 

 

BESLISSING.

De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerders op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden, met de bepaling dat daarvan twee maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerders zich voor het einde van de proeftijd, die de raad vaststelt op een periode van twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging hebben schuldig gemaakt. De schorsingsperiode vangt aan op de dag dat 14 dagen zijn verstreken nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

 

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. M.B.Ph. Geeraedts, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, A.L.W.G. Houtakkers, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                        mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

 

 

Verzonden op: 15 februari 2010

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.