Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1232

Zaaknummer

10-304A

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager bijgestaan in een incassoprocedure. Verweerder is in de behandeling van dit dossier niet voortvarend opgetreden. Voorts heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door het dossier waarin originele stukken die dienden als bewijs van de vordering van klager, per gewone post naar de nieuwe advocaat van klager te sturen; deze stukken zijn niet aangekomen. De klachten zijn gegrond, de raad legt de maatregel berisping op en spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een advocaat mag worden verwacht.

Inhoudsindicatie

klacht gegrond, maatregel van berisping

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 14 december 2010

in de zaak 10-304A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 augustus 2010 ontvangen klacht van:

de heer

 

klager

tegen:

de heer mr.

 

v e r w e er d e r

 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 11 augustus 2010, door de raad ontvangen op 12 augustus 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 oktober 2010. Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf  1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 9 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 11 augustus 2010 genoemde inventarislijst.

2.   De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld omdat hij:

a. niet dan met grote vertraging, en uitsluitend in reactie op aandringen van klager,

actie heeft ondernomen om tot incasso van de vordering van klager te komen;

b. niet zorgvuldig met het dossier is omgegaan.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager had een vordering van € 46.000,- op een aannemer voor wie hij werkzaamheden had verricht. Aangezien de door klager ingeschakelde deurwaarder er niet in slaagde de vordering te verhalen, heeft klager verweerder als advocaat ingeschakeld. De deurwaarder heeft het dossier per gewone post naar verweerder gestuurd.

3.3 Bij e-mailbericht van 25 september 2009 heeft verweerder een concept brief aan klager voorgelegd, welke brief aan de wederpartij van klager is verstuurd. Bij e-mail van 3 november 2009 informeert klager bij verweerder naar de stand van zaken. Verweerder laat hierop de volgende dag weten dat de wederpartij van klager zich op het standpunt stelt dat verweerder wegens een tegenstrijdig belang niet voor klager mag optreden.

3.4 In de maand november vindt er correspondentie plaats tussen verweerder en de advocaat van de wederpartij van klager met betrekking tot het gestelde tegenstrijdig belang.

3.5 Bij e-mail bericht van 7 februari 2010 heeft klager verweerder laten weten dat hij een ander kantoor heeft ingeschakeld; klager schreef ondermeer:

“John naar een aantal maanden zolang is het dossier in jou bezit, schiet het gewoon niet op, ook na ons laatst gevoerde telefoongesprek is er nog steeds geen terug koppeling geweest. Als ik niet bel gebeurd er ook niets.”

Klager heeft verweerder in ditzelfde bericht gevraagd zijn dossier door te sturen naar zijn nieuwe advocaat.

3.6 Bij brief van 8 februari 2010 heeft verweerder het volledige dossier per gewone post doorgestuurd naar de nieuwe advocaat van klager. Het dossier, dat originele urenbonnen van klager bevatte, is niet door de nieuwe advocaat ontvangen.

 

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De klachtonderdelen zullen hierna afzonderlijk worden beoordeeld. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. 

4.2 Uit de stukken blijkt dat klager zich in september 2009 tot verweerder heeft gewend, dat een brief aan de wederpartij is gestuurd, dat in november 2009 discussie ontstond over een mogelijk tegenstrijdig belang en dat klager in februari 2010 een andere advocaat heeft ingeschakeld. Uit de stukken blijkt niet wat in de periode tussen november 2009 en februari 2010 is gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager toegelicht, hetgeen niet is weersproken, dat alles lang duurde en dat er alleen iets gebeurde als klager boos werd. Voorts heeft verweerder tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat hij uit het dossier afleidt, dat de zaak ongeveer twee maanden heeft stilgelegen.

4.3 De raad stelt voorop dat een advocaat is gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de raad geen sprake geweest. Het feit dat een discussie ontstond over een mogelijk tegenstrijdig belang, maakt dit niet anders, terwijl het bovendien op de weg van verweerder lag die discussie snel op te lossen. Klachtonderdeel a is dan ook gegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt. Verweerder heeft het dossier, waartoe onder andere de originele werkbonnen van klager behoorden, niet aangetekend, maar per gewone post aan de nieuwe advocaat van klager gezonden. Hiermee heeft verweerder welbewust het risico in het leven geroepen dat klager de bewijsstukken ter onderbouwing van zijn vordering zou kwijtraken. Verweerder heeft zich hiervan onvoldoende rekenschap gegeven. Het feit dat het dossier destijds ook door de deurwaarder per gewone post naar verweerder is gestuurd, maakt het vorenstaande niet anders, aangezien op verweerder een zelfstandige verplichting rust op zorgvuldige wijze met het dossier om te gaan. Klachtonderdeel b is dan ook gegrond.

4.5 De raad is alles overziend van oordeel dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

De raad ziet daarin grond om ambtshalve toepassing te geven aan artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

5. Maatregel

5.1. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping

- spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. M.W. Schüller, mr. J.J. Trap, mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2010.

 

voorzitter           griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.