Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-06-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0977
Zaaknummer
5614
Inhoudsindicatie
verwijt gegevens over klager aan journalist kenbaar te hebben gemaakt. Verweerder zocht actief contact met journalist. Beroep op artikel 10 EVRM . Gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
11 juni 2010
No. 5614
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
verweerder,
tegen:
klager.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 september 2009, onder nummer 09-117U, aan partijen toegezonden op 28 september 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 oktober 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 april 2010, waar verweerder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet, onnodig grievende en onjuiste mededelingen heeft gedaan aan een journalist van De Telegraaf met de bedoeling om klager te schaden.
4. De feiten
4.1 Het volgende is komen vast te staan:
- Verweerder treedt op voor (de heer X, de indirect aandeelhouder van) een vennootschap naar Frans recht die onder meer een hotel aan de Côte d’Azur in bezit heeft, welk hotel wordt gehuurd en gedreven door klager en zijn echtgenote.
- Tussen de cliënte van verweerder en (de vennootschap van) klager is in Frankrijk een procedure in cassatie aanhangig over achterstallige huurbetalingen. In hoger beroep is (de vennootschap van) klager inmiddels veroordeeld tot betaling van een bedrag van €…. aan de cliënte van verweerder.
- Ten tijde van het indienen van de klacht was klager in Nederland teneinde een nieuw initiatief te promoten onder de naam SOS-arts. In dagblad De Telegraaf van 20 september 2008 is daarover een artikel gepubliceerd onder de titel “SOS-arts komt er”.
- Nadat verweerder door de (in)direct aandeelhouder van zijn cliënte op het artikel opmerkzaam was gemaakt, nam hij telefonisch contact op met de betreffende journalist en vertelde deze over de nog niet betaalde huurschuld in Frankrijk. Ten bewijze van zijn mededelingen zond verweerder op 23 september 2008 aan de desbetreffende journalist het Franse arrest, een inmiddels uitgebrachte kort geding dagvaarding en een aantal betalingsbewijzen. De mededelingen van verweerder hebben niet tot verdere publicaties door de journalist geleid.
- Klager heeft in 2002 een boek geschreven. In dit boek beschuldigt klager de verder niet bij naam genoemde verhuurder van het door hem gedreven hotel van dubieuze activiteiten.
5. De beoordeling
5.1. De raad heeft de klacht gegrond geacht, daartoe overwegende dat een drietal belangen verweerder hebben doen besluiten de journalist te bellen, te weten het algemeen belang, het belang van zijn cliënte om in de huurzaak betaling te verkrijgen en de wens om klager “een toontje lager te laten zingen”, ook in verband met de publicatie in 2002 van het door klager geschreven boek. Naar het oordeel van de raad gaf het artikel in De Telegraaf geen aanleiding om contact met de journalist te zoeken. De raad oordeelde dat door de actie van verweerder de belangen van klager onevenredig werden geschaad dan wel konden worden geschaad. Omdat de handelwijze van verweerder voor klager geen verdere nadelige gevolgen heeft gehad, heeft de raad afgezien van het opleggen van een maatregel. Het hoger beroep van verweerder richt zich tegen de gegrondverklaring van de klacht.
5.2. Verweerder beroept zich op artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, derhalve op zijn vrijheid van meningsuiting. Hij stelt dat hij de feiten die hij de journalist meedeelde en die hij later schriftelijk onderbouwde door toezending aan de journalist van diverse stukken over de lopende procedures tussen zijn cliënte en (de vennootschap van) klager geplaatst heeft in de context van de vraag of iemand die een rol wil spelen in de zorg niet van onberispelijk gedrag dient te zijn en dat gegeven deze feiten daarop valt af te dingen. Hij stelt dat klager in het door hem geschreven boek in 2002 de (in)direct aandeelhouder van zijn cliënte zonder onderbouwing er van heeft beschuldigd de financier te zijn van de allergrootste Nederlandse drugsbaronnen en zelf een cocaïnehandel tussen Nederland en Italië te hebben. Voorts dat betrokkene zijn eigen vader had opgelicht en lid zou zijn van de Nederlandse onderwereld. Zo iemand die zo onzorgvuldig met de waarheid en eer en goede naam van anderen omgaat, voldoet niet aan de door klager zelf gegeven maatstaf dat integriteit zeer belangrijk is in een politiek/medische omgeving, aldus verweerder.
Voorts stelt verweerder dat hij zowel in zijn hoedanigheid van advocaat van zijn cliënte als op persoonlijke titel contact heeft gezocht met de journalist en dat zowel hij als zijn cliënte zich op het standpunt stellen dat zij het algemeen belang dienen door een journalist van zo’n artikel op de hoogte te stellen van feiten omtrent klager in het kader van, wat verweerder noemt, tegels lichten. Klager had immers aangekondigd een prominente rol te willen spelen in de zorg. In dat geval is het voor de journalist van belang iets te weten over de bedrijfsethiek van klager, zodat hem gevraagd zou kunnen worden: “Geachte (klager), U gaat een huisartsenhulpdienst leiden. U betaalt uw rekeningen niet. U geeft geen gevolg aan veroordelingen door de rechter. Wat kunnen we van u verwachten in uw nieuwe functie”.
Voor verweerder is voorts relevant dat korte tijd na het contact met de journalist een deel van het aan zijn cliënte verschuldigde bedrag op de rekening van zijn cliënte is gestort. Vele wegen leiden naar Rome om een wederpartij tot betaling te bewegen en die vallen allen onder de vrijheid van de advocaat om daar een keuze in te maken. Voor zover het middel tot beschadiging van klager zou leiden, dan is dit het gevolg van het gedrag en de houding van klager zelf, aldus verweerder.
5.3. Het hof beoordeelt de gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat en niet als privé persoon. Verweerder heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij door de (in)direct aandeelhouder van zijn cliënte opmerkzaam werd gemaakt op het betreffende artikel in De Telegraaf en naar aanleiding van dat contact de journalist heeft benaderd. Hij heeft zich als advocaat gepresenteerd door stukken uit het dossier dat hij als advocaat onder zich had aan de journalist te zenden.
5.4. Het hof stelt voorop dat een advocaat grote vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Ten aanzien van uitlatingen die een advocaat in het kader van die belangenbehartiging in het openbaar doet, geldt dat die vallen onder de door artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) beschermde vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid van meningsuiting kan op grond van het EVRM slechts worden beperkt indien deze beperking bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is. In het onderhavige geval dient het hof dan ook de vraag te beantwoorden of verweerder zich met zijn uitlatingen over klager jegens de journalist die het artikel over SOS-arts had geschreven, heeft uitgelaten op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt en in zoverre in zijn vrijheid van meningsuiting door de tuchtrechter kan worden beperkt.
5.5. Naar het oordeel van het hof heeft verweerder in het onderhavige geval met de hiervoor bedoelde uitlatingen tegenover de journalist de grenzen, die door de norm van art. 46 Advocatenwet worden gesteld aan de hem als advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt toekomende vrijheid van meningsuiting, overschreden. Hij heeft aan de journalist stukken gezonden uit een lopende procedure die geen enkel verband hield met de inhoud van het artikel. De bedoeling van de mededelingen aan de journalist en het toezenden van diverse processtukken was een publicatie uit te lokken om zo publiekelijk de integriteit en solvabiliteit van klager in twijfel te trekken en hem aldus te beschadigen en te dwarsbomen in zijn plannen. Niet valt in te zien dat het algemeen belang of het belang van zijn cliënte een dergelijk handelen noodzakelijk of gerechtvaardigd maakten. Om klager te bewegen een schuld aan zijn cliënte te voldoen stonden verweerder andere incassomiddelen ter beschikking. Het door hem gekozen middel acht het hof onevenredig en disproportioneel. Datzelfde geldt voor de intentie van verweerder om klager een toontje lager te laten zingen gelet op de inhoud van een door klager zes jaar daarvoor gepubliceerd boek. Naar het oordeel van het hof heeft verweerder met zijn actie de belangen van klager onevenredig geschaad, althans konden deze worden geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend. Verweerder is in zijn belangenbehartiging voor zijn cliënt te ver gegaan . Hem treft in deze een tuchtrechtelijk verwijt.
5.6. De raad heeft aan verweerder geen maatregel opgelegd omdat klager verder geen nadelige gevolgen heeft gehad nu de contacten van verweerder met de journalist niet tot nadere publicatie hebben geleid. Het hof is echter met eenparigheid van stemmen van oordeel dat aan verweerder gelet op de ernst van de verweten gedraging, het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden is.
6. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beslissing van de raad van discipline in het ressort Amsterdam van 28 september 2009 en genomen onder nummer 09-117U;
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, A.J.M.E. Arpeau, C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2010.