Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0619

Zaaknummer

B 187-2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De tuchtrechter niet bevoegd declaratiegeschillen te beslechten, behoudens excessief declareren. Hiervan is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Frauduleus handelen bij het opstellen van een declaratie is niet komen vast te staan.

Inhoudsindicatie

Tenaamstelling van een factuur op een ander dan de opdrachtgever door voormalig kantoor valt de voormalig behandelend advocaat tuchtrechtelijk niet te verwijten.

Inhoudsindicatie

klacht ongegrond

Uitspraak

 B 187 - 2009

 

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

klager,

 

tegen

 

verweerder.

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 17 augustus 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het

arrondissement Breda de door klager op 20 november 2008 ingediende klacht toegezonden

aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

- brief van klager dd. 10 februari 2010, met bijlagen;

- brief van verweerder dd. 12 februari 2010, met bijlagen.

           

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 22 februari 2010

Verschenen zijn: klager en verweerder.

 

2. De feiten

 

2.1       Verweerder staat de ex-partner van klager bij in een geschil betreffende de omgang tussen klager en de zoon van partijen. Partijen hadden een zorgregeling, vergelijkbaar met een gedeelde ouderschapsregeling, afgesproken. Deze regeling heeft 4 ½ jaar zonder problemen geduurd. Hierna zijn problemen ten aanzien van de regeling ontstaan, welke problemen in het voorjaar 2007 zijn geëscaleerd. De ex-partner van klager heeft zich toen tot verweerder gewend.

In augustus 2007 zijn partijen een mediation traject aangegaan. In december 2007 hebben partijen hun overeenstemming over een omgangsregeling in een mediationovereenkomst vastgelegd. Deze overeenkomst werd niet ondertekend en is niet tot uitvoering gebracht.

Bij beschikking dd. 8 april 2008 is de zoon van partijen door de rechtbank te

’s-Hertogenbosch onder toezicht geplaatst van jeugdzorg.

 

 

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft als gemachtigde van de ex-partner van klager de totstandkoming van een oplossing in het geschil tussen partijen inzake de omgang met de minderjarige zoon van partijen tegengewerkt. 

 

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

De ex-partner van klager handelde steeds op aanraden van verweerder. Hierdoor werd onderling overleg onmogelijk. Verweerder heeft ieder contact met de advocaat van klager vermeden, waardoor de omgangsregeling niet van de grond kwam. Verweerder werd door de ex-partner aangewezen als contactpersoon, maar reageerde niet op verzoeken om informatie van klager. Voor zover hij al richting klager communiceerde was de toon ongepast.

Verweerder heeft zich onheus over klager uitgelaten tegen de notaris.

Verweerder schuwde geen middel om de omgang tussen een zoon en zijn vader te bemoeilijken. Verweerder heeft de school van de zoon van partijen in strijd met de waarheid medegedeeld dat klager geen contact met de zoon van partijen mocht hebben

Verweerder dient te handelen volgens de gedragscode voor advocaten, waarbij integriteit een belangrijk kenmerk behoort te zijn.

 

4. Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:

Verweerder heeft na de datum van de ondertoezichtstelling geen bemoeienis meer gehad met deze zaak. Verweerder heeft nooit contact gehad met Bureau Jeugdzorg en evenmin met de school van de zoon van partijen, zoals door klager alsmaar wordt gesuggereerd.

Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klager. Verweerder diende de belangen van zijn cliënte te behartigen en niet die van klager. Verweerder heeft klager meerdere malen geadviseerd om een advocaat in de arm te nemen.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.2.      De gedragingen van verweerder waar klager zich over beklaagt vallen naar het oordeel van de raad allemaal binnen de ruimte die verweerder moest worden gelaten om het belang van zijn cliënte te behartigen; dat die gedragingen voor klager veelal niet aangenaam waren betekent niet dat ze nodeloos kwetsend waren of ontoelaatbaar schadelijk. De raad ziet daarom niet in, dat verweerder door zijn gedragingen aan een oplossing van het geschil in de weg gestaan heeft. Klager heeft ter zitting ook te kennen gegeven dat de ondertoezichtstelling een positieve invloed heeft gehad op de omgangskwestie. Vóór verweerder pleit nog dat hij klager heeft geadviseerd een eigen advocaat in de arm te nemen.    

5.3. Op grond van het bovenstaande is niet komen vast te staan dat verweerder als advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad.

 

6. Beslissing

 

De raad wijst de klacht als ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans – van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2010.

 

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

Verzonden op: 13 april 2010.

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.