Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1135
Zaaknummer
M 38 - 2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerster wist van geweld. Verweerster heeft niet ten onrechte gekozen voor een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. Nalaten om een draagkrachtberekening en nalaten uitleg te geven over pensioen is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Zonder medeweten van cliënt aanvragen van een toevoeging voor een procedure waarvan de advocaat weet dat hij deze vanwege tegenstrijdige belangen niet kan behandelen is tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Inhoudsindicatie
Klacht deels gegrond, berisping.
Uitspraak
M38-2010 Klacht
Raad van Discipline
In het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van:
klaagster,
tegen
verweerster
−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−
1. Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 26 februari 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 5 juli 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 23 augustus 2010.
Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerster verschenen. Verweerster is niet verschenen.
2. De feiten
2.1 Het volgende is komen vast te staan:
Verweerster heeft klaagster en haar ex-echtgenoot bijgestaan in een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek en in dat verband een echtscheidingsconvenant opgesteld. Nadien heeft zij voor klaagster een toevoeging aangevraagd voor een straat- en contactverbod tegen klaagsters ex-echtgenoot.
3. De klacht
3.1 De klacht houdt het volgende in:
1. Verweerster heeft ten onrechte gekozen voor een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding, terwijl er sprake was van psychisch en lichamelijk geweld.
2. Verweerster heeft klaagster ten onrechte voorgehouden dat de man van klaagster geen draagkracht had voor kinderalimentatie.
3. Verweerster heeft klaagster niet goed geadviseerd ter zake het pensioen van klaagsters ex-echtgenoot.
4. Verweerster heeft – zonder dat klaagster dat wist – een toevoeging aangevraagd voor een procedure waarvan zij wist dat zij deze niet kon behandelen.
4. Het verweer
4.1 Het standpunt van verweerster houdt in:
Ad 1:
Ten tijde van de behandeling van de zaak door verweerster waren partijen absoluut “on speaking terms” en partijen wilden niets liever dan zonder teveel poespas en in het belang van de twee kleine kinderen de echtscheiding op korte termijn regelen.
Ad 2:
Verweerster heeft destijds op verzoek van beide partijen in het echtscheidingsconvenant opgenomen dat de man ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst niet voldoende draagkracht had. Klaagster moest destijds een beroep doen op een uitkering aan de gemeentelijke sociale dienst en verweerster heeft, voor zover zij zich dat kan herinneren, partijen gewezen op het zelfstandig verhaalsrecht van de gemeentelijke sociale dienst.
Ad 3:
Verweerster verwijst naar hetgeen omtrent het pensioen is bepaald in het echtscheidingsconvenant waarvan de inhoud met partijen is besproken.
Ad 4:
De toevoeging is met medeweten van klaagster aangevraagd, klaagster heeft een kopie van de verleende toevoeging ontvangen en de eigen bijdrage zonder enige vorm van protest voldaan. Eerst nadat de toevoeging was verleend realiseerde verweerster zich dat zij de zaak wegens tegenstrijdige belangen niet kon behandelen en heeft zij het dossier (inclusief de verleende toevoeging) overgedragen.
5. Beoordeling van de klacht
Ontvankelijkheid
5.1. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht omdat de redelijke termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend is overschreden. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster klaagster in 2007 heeft bijgestaan, terwijl de klacht in november 2009 is ingediend.
5.2. De raad overweegt dat in het tuchtrecht voor advocaten geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht bestaan. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De raad is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerster door het tijdsverloop in haar verdediging is belemmerd. Klaagster is naar het oordeel van de raad dan ook ontvankelijk in haar klacht.
Inhoud van de klacht
5.3. De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.4. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.5. De tuchtrechter toetst in volle omvang. Maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.4. Ad 1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerster ten tijde van de behandeling van de zaak op de hoogte was van het door klaagster gestelde psychisch en lichamelijk geweld. De raad is dan ook van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerster kennelijk onjuist is opgetreden of onjuist heeft geadviseerd door de echtscheiding op
gemeenschappelijk verzoek te laten plaatsvinden. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
5.5. Ad 2 en 3
Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt niet dat verweerster een draagkrachtberekening heeft gemaakt. Voorts is niet gebleken dat verweerster schriftelijk aan partijen heeft bevestigd dat in onderling overleg is besloten om in het convenant op te nemen dat de man geen draagkracht had voor kinderalimentatie, noch
dat verweerster op alle aspecten van deze keuze heeft gewezen. Verder is niet gebleken dat verweerster in een begeleidende brief bij het echtscheidingsconvenant, dan wel tijdens de bespreking voorafgaand aan de ondertekening van het convenant tekst en uitleg heeft gegeven over het pensioen van klaagsters ex-echtgenoot.
Op basis van gedragsregel 8 dient een advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Verweerster heeft door dit na te laten naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad verklaart deze onderdelen van de klacht dan ook gegrond.
Ad 4
5.6. Op basis van Gedragsregel 7 mag de advocaat zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is en is de advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, in het algemeen verplicht zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat.
5.7. Gelet op het feit dat verweerster aanvankelijk de belangen van beide partijen heeft behartigd en later tussen die partijen kennelijk onenigheden zijn ontstaan is de raad van oordeel dat het verweerster niet vrijstond om namens klaagster een toevoeging aan te vragen in een zaak die zou moeten dienen tegen de ex-echtgenoot van klaagster. De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook gegrond. Nu verweerster zich zodra de toevoeging was verleend, heeft teruggetrokken, acht de raad een sanctie ter zake van dit onderdeel niet juist.
5.8. De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 ongegrond en de klachtonderdelen 2, 3 en 4 gegrond moeten worden verklaard. De raad acht een berisping voor de gegrond verklaarde onderdelen 2 en 3 een passende maatregel.
6. Beslissing
De raad verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond en de klachtonderdelen 2, 3 en 4 gegrond en legt ter zake van de onderdelen 2 en 3 aan verweerster op een berisping.
Aldus gegeven door W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. J.D.E. van den Heuvel, M.B.Ph. Geeraedts, Th. Kremers, R.F.L.M. van Dooren, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2010.
mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 2 november 2010
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.