Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0545

Zaaknummer

R. 3295/09.127

Inhoudsindicatie

Klagen over een klacht die door een andere advocaat is ingediend vindt geen grondslag in het tuchtrecht.

Uitspraak

1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 11 juni 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 27 augustus 2009 ontvangen door de Raad.

 

1.2        Bij beslissing van 10 september 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 16 september 2009.

1.3        Bij faxbrief van 24 september 2009 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 9 november 2009. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen

 

2.             DE KLACHT EN HET VERZET

 Klager verwijt verweerder dat hij:

a.                      Klager heeft gegriefd door hem ten onrechte te beschuldigen dat hij: “de helft van het door C. Ltd. alsmede het door de Stichting Vereffening Z gevorderde bedrag zou wensen te ontvangen in ruil voor zijn stilzwijgen en dat verweerder daartoe gedreigd zou hebben de observatie van klager dat verweerder zich aan verduistering schuldig zou hebben gemaakt openbaar te maken”.

b.                      Daags voor de zitting bij het Hof van Discipline op 6 februari 2009 zich tot het Hof heeft gewend en stukken heeft toegestuurd, zonder daarvan klager op een behoorlijke wijze afschrift toe te zenden. Voorts heeft verweerder ter zitting van het Hof een groot aantal stukken overhandigd of daaruit geciteerd zonder deze op voorhand aan klager toe te sturen of hem daarvan ter zitting afschriften te overhandigen.

De gronden van het verzet

Klager heeft gesteld dat de stelling van de plaatsvervangend voorzitter dat behoudens bijzondere omstandigheden niet geklaagd zou kunnen worden over een klacht die door een andere advocaat is ingediend geen grondslag in het (tucht)recht vindt. De betreffende klacht van verweerder is louter ingediend om klager in zijn eer en goede naam te beschadigen. Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klager gesteld dat advocaten elkaar op voorhand stukken toesturen zodat zij daarvan op voorhand kennis kunnen nemen en daarop voorbereid op de zitting kunnen verschijnen. Verweerder heeft, zoals onbetwist is komen vast te staan, er doelbewust op aangestuurd klager daarbij ter zitting te kunnen overvallen.

 

3.             VERWEER

Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1        Verweerder is van mening dat de klacht tardief is. Voorts heeft verweerder gesteld dat het hier een toelichting op een klacht van verweerder tegen klager betreft en dat klager hierover niet kan klagen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2        Verweerder heeft bij de behandeling ter zitting van het Hof, naar aanleiding van opmerkingen van klager over malversaties, het Hof enige declaraties laten zien van zijn kantoor teneinde die opmerkingen van klager te ontzenuwen.

 

4.      BEOORDELING VAN HET VERZET

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

4.1       De Raad is van oordeel dat in overweging 4.1 van de voorzittersbeslissing van 10 september 2009 een onduidelijke zinsnede is opgenomen. De Raad is van oordeel dat in de betreffende passage had moeten worden opgenomen: “dat niet kan worden geklaagd over de inhoud van een klacht”. In zoverre is het verzet gegrond.

 

4.2       Voor het overige is de Raad van oordeel dat de door klager in het verzet aangevoerde gronden deels een herhaling en deels een uitwerking van de klachten zijn zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijnde. Het verzet is derhalve voor het overige ongegrond.

 

4.3       Ten overvloede overweegt de Raad dat het feit dat verweerder per gewone post stukken naar het huisadres van klager heeft gestuurd, op de dag voor de behandeling ter zitting, niet kan worden gekwalificeerd als een zorgvuldig handelen, nu aannemelijk is dat deze stukken klager niet tijdig zouden bereiken. In de betreffende kwestie kende klager echter de inhoud van het stuk en heeft hij er derhalve onvoldoende belang bij om hierover te klagen. Dat verweerder ter gelegenheid van de behandeling ter zitting bij het Hof van Discipline stukken ter inzage heeft doen overleggen is niet klachtwaardig nu aannemelijk is dat verweerder deze stukken alleen aan het Hof heeft laten zien ter bevestiging van zijn standpunt.

 

5.      BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet gegrond voor zover dit ziet op de overweging van de plaatsvervangend voorzitter zoals opgenomen in de voorzittersbeslissing onder artikel 4.1, eerste regel en vervangt deze door de zinsnede: “dat niet geklaagd kan worden over de inhoud van een klacht.” Voor het overige verklaart de Raad het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 11 januari 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.