Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0437
Zaaknummer
09-226A
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Nodeloos en op ontoelaatbare wijze schenden van de belangen van de wederpartij door de cliënt te adviseren het paspoort van een minderjarig kind onder zich
te houden: klacht gegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 23 maart 2010
in de zaak 09-226 A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
k l a a g s t e r sub 1
en
de heer mr.
k l a g e r sub 2
tegen
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r.
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 11 augustus 2009, door de raad ontvangen op 13 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 18 januari 2010. Aanwezig waren klaagster sub 1 en klager sub 2 en verweerster. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster
(a) haar cliënt heeft geadviseerd het paspoort van het kind van partijen onder zich te houden en door zelf dat paspoort nadien onder zich te houden;
(b) een kantoorgenoot van klager sub 2 een brief te hebben geschreven waarin verweerster onder meer heeft aangekondigd een klacht jegens klager sub 2 te zullen indienen.
3. Feiten
3.1 Verweerster trad vanaf juni 2008 op voor de wederpartij van klaagster sub 1 in een geschil tussen partijen over de omgangsregeling betreffende hun minderjarig kind. Klager sub 2 stond klaagster sub 1 bij als advocaat.
3.2 Over het geschil werd in juni 2008 tussen partijen gecorrespondeerd. Door verweerster werd een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling ingediend.
3.3 In juli 2008 werden tussen verweerster en klager sub 2 voor de wederzijdse cliënten schriftelijke afspraken gemaakt over een omgangsregeling met betrekking tot het kind in de vakantieperiode.
3.4 Op 2 juli schreef klager sub 2 aan verweerster:
“Indien uw cliënt zulks wenst kan hij op de volgende voorwaarden in week 28 met [A] op vakantie gaan. Cliënte zal voor dat geval wel de verzekering moeten hebben dat [A] maandag 13 juli 2008 om 9.00 uur bij haar is teruggebracht. Cliënt denkt aan een door uw cliënt op mijn derdenrekening te storten bedrag van € 1.500 dat door hem zal worden verbeurd indien [A] niet op tijd wordt teruggebracht. Ook staat zij open voor een andere creatieve oplossing die bij haar het vertrouwen wekt dat [A] tijdig wordt teruggebracht. Later in de vakantieperiode, ter keuze week 31 of 32 kan uw cliënt –nog- een vakantie met [A] doorbrengen”
3.5 Op 21 juli 2008 schreef klager sub 2:
“Week 32: zaterdagochtend 2 augustus 2008 brengt cliënte [A] om 10.00 uur bij uw cliënt mits uw cliënt haar de garantie geeft dat [A] op vrijdag 8 augustus 2008, om 18:00 uur bij uw cliënt kan worden opgehaald. Zulks in verband met een verlate huwelijksfestiviteit van cliënte en haar echtgenoot.
Ik ben benieuwd op welke wijze u invulling denkt te geven aan de garantie die cliënte verlangt. Ik moge u daartoe ook verwijzen naar het daaromtrent gestelde in mijn bief van 2 juli 2008”
3.6 Op 22 juli 2008 schreef verweerster aan klager sub 2:
“Op zaterdag 2 augustus komt Uw cliënte [A] om 10.00 uur brengen (met zijn paspoort)waarna cliënt ervoor zal zorgen dat [A] op vrijdag 8 augustus om 18.00 uur opgehaald kan worden.
Hoewel ik geen enkele grond zie cliënt te adviseren de door u gevraagde zekerheid te stellen heb ik hem desalniettemin aangeraden dat toch – in de door u gevraagde vorm te doen- louter en alleen omdat dat, zoals ik tot mijn spijt moet constateren – dat kennelijk de enige mogelijkheid is voor cliënt om op korte termijn zijn zoon te zien.“
3.5. Op 7 augustus 2008 schreef verweerster aan klager sub 2:
“4. Uw cliënte heeft per sms aangegeven het komend weekend met [A] weg te willen; voor zover dat een bezoek aan het buitenland zou zijn heeft cliënt daartegen bezwaar.
5. Vooralsnog zal cliënt het paspoort van [A] onder zich houden.‘
3.6. Op 8 augustus 2008 heeft de vrouw het kind bij klager sub 1 opgehaald en is er een handgemeen ontstaan in verband met de afgifte van het paspoort. De man heeft het paspoort onder zich gehouden.
3.7. Op 11 augustus 2008 schreef klager sub 2 aan verweerster:
“Gelet op het feit dat uw cliënte vrijdag niet bereid bleek het paspoort van [A] aan cliënt af te geven en het toen tot een woordenwisseling en zelfs tot geweld is gekomen heb ik vandaag gehoor gegeven aan het verzoek van cliënte het door uw cliënt onder mij gestorte bedrag aan haar over te maken. Het is immers duidelijk dat uw cliënt in deze zich niet aan de afspraken heeft gehouden en het betreffende bedrag om die reden verbeurt.”
3.8. Op 22 september 2008 schreef verweerster een brief aan een kantoorgenoot van klager sub 2 waarin zij, naar aanleiding van een optreden van deze kantoorgenoot in de media waarin hij opriep tot een ethisch reveil in de advocatuur, stelde aan te nemen dat deze oproep zich ook richtte tot zijn eigen kantoorgenoot en stelde voornemens te zijn een klacht tegen klager sub 2 in te dienen.
3.9. Bij brief van 8 oktober 2008 dienden klaagster sub 1 en klager sub 2 een klacht in bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. Bij de beoordeling van klachtonderdeel (a) stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot tenzij daarbij de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
4.2. Gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen kan worden vastgesteld dat verweerster haar cliënt heeft geadviseerd het paspoort van het kind op 8 augustus 2008 onder zich te houden. De raad is van oordeel dat verweerster met dit advies de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Wat er zij van de stelling van verweerster dat zij dit heeft geadviseerd teneinde te voorkomen dat de vrouw het kind zou kunnen inschrijven bij een basisschool: dit advies was ontoelaatbaar. Het paspoort van het kind werd normaliter door de vrouw gehouden. Voorts was het verweerster kenbaar dat het onder zich houden van het paspoort voor de vrouw beperkingen kon opleveren om met het kind te reizen en zo van de ongestoorde omgang met het kind te genieten. Door het onder zich houden van het paspoort werd een aangekondigde verlate huwelijks festiviteit, in dit geval een reisje naar London, in de war gestuurd. Daarmee zijn de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad.
Dit betekent dat klachtenonderdeel (a) gegrond is.
4.3. De raad is van oordeel dat verweerster met haar brief aan de kantoorgenoot van klager sub 2 de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare niet zijn overschreden. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) ongegrond is.
5. Maatregel
De raad merkt op dat juist in geschillen betreffende omgangsregelingen, gezien de soms moeilijke verhoudingen, van een advocaat mag worden verwacht dat behoedzaam en de-escalerend wordt opgetreden. Verweerster heeft dat naar het oordeel van de raad niet voldoende gedaan.
De raad acht mede daarom de maatregel van een waarschuwing passend
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart de klachtonderdeel ( a) gegrond en (b) ongegrond en legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2010 door
mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. J.H.P. Smeets, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.J. Westhoff en mr. P.H. Burger als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van de niet gegronde klachtonderdelen van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van de gegronde klachtonderdelen van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607