Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0488
Zaaknummer
R. 2985/08.18
Inhoudsindicatie
Optreden als lid van het Hof van Discipline in het kader van een uitspraak waartegen klager bezwaar heeft niet onbetamelijk. Van partijdigheid of klassenjustitie niet gebleken. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brieven van 30 mei 2006 en 19 juli 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier op 18 januari 2008 aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 21 januari 2008.
1.2 Bij beslissing van 14 februari 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 18 februari 2008.
1.3 Bij brief van 23 februari 2008, bij de Raad ontvangen op 26 februari 2008, heeft klager verzet ingesteld.
1.4 Bij brief van 6 april 2008 heeft klager bezwaar gemaakt (wraking) tegen behandeling van het verzet door de voorzitter van deze Raad.
1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 4 januari 2010. Ter zitting is verweerder verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. FEITEN
2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
3.1 Klager verwijt verweerder dat hij zich, in zijn hoedanigheid van lid van het Hof van Discipline inzake de behandeling van de klacht van klager tegen mr. H., schuldig heeft gemaakt aan partijdigheid en klassenjustitie.
3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het optreden van verweerder gehandhaafd. Klager stelt dat er sprake is van partijdigheid en klassenjustitie.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit heeft weergegeven onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing.
4.2 De Raad verenigt zich eveneens met het oordeel van de voorzitter dat van het verweten wangedrag aan de zijde van verweerster niet is gebleken en dat dit niet op basis van de onderbouwing van de klacht kan worden vastgesteld.
Ook de door klager bij het verzetschrift in het geding gebrachte stukken bieden geen grond voor het oordeel dat verweerder zich aan partijdigheid of klassenjustitie schuldig heeft gemaakt.
4.3 Ook overigens is niet gebleken van enig handelen of nalaten van verweerder dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Het enkel – als advocaat-lid – deelnemen aan een tuchtcollege als het Hof van Discipline in het kader van een uitspraak waarmee klager zich niet kan verenigen is ook niet als zodanig aan te merken.
4.4 Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond.
5. BESLISSING
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.S. Kamminga, mr. A.A.J. Maat, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2010.
griffier voorzitter