Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1301
Zaaknummer
R. 3411/10/41
Inhoudsindicatie
Klacht over een onjuiste vermelding van klagers adres in een conceptbrief die door de advocaat is opgesteld. Klacht is voorts dat verweerder niet namens klager aangifte van een strafbaar feit heeft gedaan. Klacht door de voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij faxbrief van 9 november 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht
door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg. Deze heeft het dossier op 9 maart 2010 aan de Raad toegezonden, alwaar het is
binnengekomen op 11 maart 2010.
1.2 Bij beslissing van 29 maart 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op
dezelfde datum aan partijen verzonden.
1.3 Bij brief van 31 maart 2010, door de Raad op die datum per fax ontvangen, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.
1.4 Bij brief van 16 augustus 2010 heeft klager stukken aan de Raad toegezonden.
1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage van partijen hebben gelegen.
1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 september 2010, waar klager en verweerder zijn verschenen.
2. Feiten
2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3. De klacht en het verzet 3.1 Klager verwijt verweerder dat hij zijn belangen onvoldoende heeft behartigd en niet volgens de Nederlandse wet handelt. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij een onjuist adres van klager heeft opgenomen in een concept brief aan zijn wederpartij. Voorts is klager ontevreden over het feit dat verweerder niet namens klager aangifte heeft gedaan bij de politie van een strafbaar feit dat klager in een notariële koopakte heeft ontdekt.
3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Volgens klager is verweerder mondelinge afspraken vergeten en heeft hij een onzinnige conceptbrief geschreven. Klager meent dat verweerder niet voor hem maar tegen hem heeft gewerkt.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit heeft verwoord onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing.
4.2 De Raad verenigt zich ook overigens met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter.
In het verzet heeft klager geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel nopen.
Wat de inhoud van de conceptbrief aangaat overweegt de Raad nog dat de toezending van een concept er juist toe dient om de cliënt onder meer in staat te stellen eventuele onjuistheden te signaleren. Dit is in casu gebeurd.
4.3 Voor zover klager in het verzet nieuwe verwijten heeft aangevoerd, zoals het vergeten van mondelinge afspraken, laat de Raad die buiten beschouwing nu deze niet in de klacht aan de Deken zijn voorgelegd.
4.4 Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond
5. Beslissing
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij , voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. R. de Haan, mr. J.A. van Keulen, mr. H.E. Meerman , leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2010.
griffier voorzitter