Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0957

Zaaknummer

5703

Inhoudsindicatie

Deken behoeft klager geen advocaat aan te wijzen.

Uitspraak

 

         

18 juni 2010

No. 5703

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het beklag van

klaagster

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht,

de deken.

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klaagster heeft bij brief van 24 november 2009 bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht, hiena te noemen “de deken” een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat voor een procedure waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Bij brief van 18 december 2009 heeft de deken geweigerd een advocaat aan te wijzen. In een klaagschrift van 25 januari 2010 heeft klaagster zich beklaagd over de weigering van de deken een advocaat aan te wijzen.

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 26 januari 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- het dossier van de deken;

- een schrijven van klaagster aan het hof van 15 maart 2010;

- een antwoordmemorie van de deken van 9 maart 2010.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 19 april 2010, waar klaagster en de deken zijn verschenen.

3. De feiten

3.1 Het volgende is komen vast te staan. Op verzoek van klaagster is door de voormalig deken op 8 juli 2009 een advocaat aangewezen om klaagster bij te staan in een geschil met de Sociale Dienst Drechtsteden. Op 17 september 2009 heeft klaagster de toenmalig deken opnieuw benaderd met het verzoek een andere advocaat aan te wijzen in dezelfde aangelegenheid als waarvoor reeds een advocaat was aangewezen. Dit verzoek is door de toenmalig deken op 28 september 2009 afgewezen. Tegen deze beslissing is door klaagster geen beklag op de voet van artikel 13 lid 3 van de Advocatenwet gedaan.

3.2 Bij brief van 24 november 2009 heeft klaagster wederom de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen in dezelfde aangelegenheid als waarvoor haar reeds een advocaat was aangewezen. Klaagster is het niet eens met de werkwijze en aanpak van haar zaak door de aan haar toegewezen advocaat.

Bij brief van 18 december 2009 heeft de deken klaagster aangegeven dat zij geen aanleiding vond om een ( andere) advocaat aan te wijzen.

De gronden daarvoor zijn door de deken als volgt verwoord:

“Uit de informatie die mij ter beschikking staat, maak ik op dat u uw zaak op een bepaalde wijze aangepakt wenst te zien en u het met Mr. E. niet over deze aanpak eens kunt worden en voorts dat u per mail van 6 oktober 2009 mr. E. aangegeven heeft geen gebruik meer te willen maken van zijn diensten.

Mr. E. is nog steeds bereid voor u op te treden en is voornemens u een schriftelijk procesadvies te geven.

De omstandigheid dat u het niet eens bent met de voorgestelde aanpak van mr. E., brengt mijns inziens niet zonder meer mee dat ik een andere advocaat zou moeten aanwijzen. Een advocaat is dominus litus.

Ik ben dan ook van mening dat ik uw verzoek om toewijzing van een advocaat op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet alleen al niet hoef te honoreren, omdat nog steeds de diensten van een advocaat, nl. van mr. E., tot uw beschikking staan.”

4. De beoordeling

4.1 Naar het oordeel van het hof heeft de deken op goede gronden geweigerd aan klaagsters verzoek tot het (andermaal) aanwijzen van een advocaat te voldoen.

Voor de vraag of zich een situatie als bedoeld in het eerste lid van artikel 13 van de Advocatenwet voordoet is niet beslissend of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is precies datgene te doen wat een rechtzoekende van hem verlangt.

Met de deken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat klaagster het niet eens is met de aanpak van de aan haar toegewezen advocaat niet zonder meer meebrengt dat een andere advocaat moet worden aangewezen.

            De deken heeft het verzoek van klaagster dan ook terecht afgewezen.

            Het beklag dient ongegrond te worden verklaard.

 

5. De beslissing

Het hof:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht van 18 december 2009 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, E.A. Mout-Bouwman, G.R.J. de Groot en M.M.H.P. Houben, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2010.