Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1117

Zaaknummer

10-075A

Inhoudsindicatie

 Verzetzaak waarin klager van mening is dat de voorzitter nader onderzoek had moeten doen naar zijn stellingen. Bij het verzetschrift legt klager een pleitnota  over waaruit  zou  blijken  dat verweerder zich onjuist en onrechtmatig tegen klager zou hebben uitgelaten. Raad oordeelt anders. Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 november 2010

in de zaak 10-075A

_________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

 

De heer

k l a g e r

tegen

De heer mr.

 

v e r w e e r d e r

Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 23 februari 2010, door de raad ontvangen op 25 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 9 maart 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 maart 2010 aan klager is verzonden.

1.3. Bij brief van 18 maart 2010, op 19 maart 2010 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 31 augustus 2010, in aanwezigheid van klager,  zijn raadsman en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

 

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

a. de beslissing van de voorzitter van 9 maart 2010, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 12);

b. het verzetschrift van klager van 18 maart 2010 met bijlagen.

1. Klacht, verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder zich tijdens een kort geding en via perspublicaties onjuist en onrechtmatig jegens klager heeft uitgelaten op een zitting.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard door er van uit te gaan dat de door verweerder geschetste gang van zaken tijdens het kort geding juist is, door voorbij te gaan aan de omstandigheid dat de pleitnota van verweerder wel onheuse en onjuiste opmerkingen ten opzichte van klager bevat en tenslotte door te overwegen dat verweerder geen contact met de pers heeft gehad. De voorzitter heeft hierdoor de schijn gewekt te hebben nagelaten de klacht en de bewijsmiddelen te onderzoeken. Klager beroept zich in het verzetschrift op nadere stukken, waaronder de volledige pleitnota van verweerder en vraagt de raad alsnog de klacht te onderzoeken.

3. Feiten

3.1 Klager is tot 1 oktober 2008 bestuurder geweest van Woningcorporatie Rochdale. Per die datum ging hij met vroegpensioen. Op 3 maart 2009 vond een kort geding plaats tussen Rochdale als eiser en de heer X, een voormalig medebestuurder van klager, als gedaagde. Verweerder was de advocaat van Rochdale.

3.2 De klacht betreft uitlatingen van verweerder tijdens het kort geding op 3 maart 2009. Na het kort geding heeft de persvoorlichter van Rochdale afschriften van de pleitnota van verweerder aan de aanwezige persvertegenwoordigers overhandigd. Er zijn berichten over de zaak in de kranten verschenen, waarbij ook de naam van klager is genoemd. Klager noch zijn advocaat waren aanwezig op die zitting.

4. Beoordeling van de klacht, het verzet

4.1 De voorzitter van de raad van discipline heeft de klachten van klager kennelijk ongegrond verklaard. Ten tijde van de kennelijk ongegrondverklaring beschikte de voorzitter niet over de door klager gewraakte pleitnota. Deze is bij het verzetschrift aan het dossier toegevoegd. Terecht heeft de voorzitter overwogen dat het vaste tuchtrechtspraak is dat de advocaat van een (potentiële) wederpartij, optredend voor zijn cliënt, een grote mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze, die hem gelet op die belangen juist voorkomt. Deze vrijheid is niet onbegrensd, het doen van kennelijk onware of onnodig grievende mededelingen dient achterwege te blijven. Met de voorzitter is de raad van mening dat verweerder niet over de grenzen van deze vrijheid is heengegaan. Noch de pleitnota, noch hetgeen in de pers is verschenen over deze zaak geeft aanknopingspunten dat door verweerder zodanig kwetsende of grievende uitlatingen over klager zijn gedaan dat verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Anders dan klager heeft aangevoerd, bieden verweerders pleitnota en zijn toelichting in de stukken en ter zitting van de raad evenmin aanknopingspunten voor klagers stelling dat de feitelijke gang van zaken tijdens de kort geding zitting anders is geweest dan verweerder heeft uiteengezet. De raad neemt hierbij in aanmerking dat klager noch zijn raadsman ter zitting van de voorzieningenrechter aanwezig waren. Ook is niet komen vast te staan dat verweerder zelf contact met de pers heeft gehad. Voor het doen van nader onderzoek zoals door klager verzocht zijn dan ook geen aanknopingspunten. Overigens, naar het oordeel van de raad bevat de pleitnota geen passages waardoor klager onevenredig in zijn belangen is geschaad en ook uit hetgeen in de pers is verschenen blijkt niet dat verweerder zodanig grievende of kwetsende uitlatingen heeft gedaan dat hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt. De raad is van oordeel dat het verzet ongegrond is.

BESLISSING:

de raad van discipline:

verklaart het verzet van klager ongegrond

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2010 door mrs. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

 

Voorzitter       Griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.