Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0327

Zaaknummer

09-53

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij van klager jegens klager onvoldoende zorg betracht en heeft zich grievend over klager uitgelaten.

Uitspraak

 

09-53

 

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

 

Inzake :

 

klager

tegen

verweerder

 

1.

Bij brief d.d. 8 juli 2009 is klager tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 25 juni 2009, verzonden op 26 juni 2009, waarbij zijn klacht tegen verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen.

 

Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 11 januari 2009, waar klager, bijgestaan door zijn vader is verschenen. Verweerster is niet verschenen. Bij fax d.d. 8 januari 2010, die door de raad na afloop van de zitting is ontvangen, heeft verweerster aan de raad laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen, omdat zij haar verweer als voldoende toegelicht beschouwde.

 

Bij de behandeling van het verzet was de raad als volgt samengesteld: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en de mrs. E. Bige, H.C. Brandsma, F. Klemann, C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

 

2.

Voor de inhoud van een deel van de klacht wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

 

3.

Met de voorzitter en op de gronden die deze in haar beslissing van 25 juni 2009 heeft vermeld acht de raad de klacht van klager in zoverre deze in de voorzittersbeslissing is behandeld kennelijk ongegrond. Hetgeen klager tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen haar beslissing volledig dragen.

 

 

4.

Uit het verzetschrift is gebleken, dat drie onderdelen van de klacht van klager niet door de voorzitter zijn behandeld, te weten:

f.

Verweerster heeft geweigerd inzicht te geven in de gemaakte kosten gedurende de gehele samenlevingsperiode.

g.

Verweerster heeft zich onnodig grievend uitgelaten door op te merken, dat door klager een ambulante behandeling werd ondergaan.

h.

Verweerster heeft onjuist gehandeld bij de gang van zaken rond de taxatie door geen melding te maken van de eis van haar cliënte, dat zij bij de taxatie aanwezig wilde zijn.

 

Deze klachtonderdelen zijn ter zitting alsnog inhoudelijk behandeld.

 

5.

De Raad beoordeelt de klachtonderdelen f., g. en h. als volgt

Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft medegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is het daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn.

De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de raad ten aanzien van dezeklachtonderdelen echter niet gebleken.

 

Meer in het bijzonder overweegt de raad ten aanzien van de diverse klachtonderdelen als volgt.

Ten aanzien van klachtonderdeel f.

Het behoort tot de vrijheid van verweerster, als advocaat van de wederpartij van klager, om te weigeren de gevraagde informatie te verschaffen, ook indien dat voor klager vervelend of onpraktisch is.

Klachtonderdeel f. is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel g.

Verweerster mocht afgaan op de mededelingen van haar cliënte, dat klager een ambulante behandeling onderging. De door verweerster bij de gewraakte mededeling gekozen bewoordingen zijn niet zodanig, dat deze als onnodig grievend gekwalificeerd moeten worden. Klachtonderdeel g. is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel h.

De raad ziet niet dat verweerster van de door klager genoemde gedragingen in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt. Als advocaat van de wederpartij mocht verweerster handelen zoals zij heeft gedaan.

 

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

 

Het verzet is ongegrond in zoverre het de klachtonderdelen a. tot en met e. betreft. De klachtonderdelen f., g. en h. zijn ongegrond.

 

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2010.                                                            .

 

Griffier                                                                      Voorzitter