Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0992

Zaaknummer

10-21

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerder dat hij art. 21 Rv heeft geschonden en de rechters niet naar waarheid heeft ingelicht door bij een herhaald verzoek om verlof voor het leggen van beslag niet te vermelden dat door de eerdere voorzieningenrechter geen verlof voor het volledig verzochte bedrag was verleend. De raad constateert dat er een relatief gering verschil is tussen de bedragen waarvoor verlof is verleend. Verweerder heeft zich erop beroepen, dat er haast was bij het beslag en op de op zijn kantoor ontstane situatie. De raad is niet van kwaad opzet gebleken. Klacht ongegrond.

Uitspraak

10-21

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 11 februari 2010 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X. B.V.,

gevestigd te A,

hierna: klaagster

tegen:

Y.

advocaat te B.,

hierna: verweerder

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 17 mei 2010, waar namens klaagster, mr. H. advocaat te Amsterdam en verweerder zijn verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. M.J. Blaisse voorzitter en de mrs. E. Bige,  F. Klemann, P.R.M. Noppen en E.J. Verster, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht alsmede de toelichting daarop luiden als volgt.

Aanvankelijk heeft verweerder verlof gevraagd bij de rechtbank Almelo voor een ten laste van klaagster te leggen conservatoir beslag onder de Rabobank, waarbij gevraagd is de vordering met rente en kosten te begroten op € 182.000. Dit verlof is verleend met begroting van het bedrag waarvoor beslag gelegd mocht worden op € 160.000,-. Omdat de voorzieningen rechter het verlof slechts voor een deel van het verzochte bedrag had verleend, heeft verweerder daarna opnieuw beslagverlof gevraagd maar nu bij de rechtbank Utrecht. Dit verlof is voor het volledig verzochte bedrag verleend. Verweerder heeft in zijn tweede rekest niet vermeld, dat een eerder verzocht verlof maar ten dele was toegewezen. Verweerder heeft hiermee artikel 21 Rv. geschonden. Immers rechters dienen volledig en naar waarheid ingelicht te worden. Ook heeft verweerder de Gedragsregels voor advocaten geschonden.

3.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Nadat het verlof voor het leggen van beslag door de rechter te Almelo was verleend en aan de deurwaarder opdracht was gegeven voor het leggen van beslag werd verweerder door zijn kantoor gebeld met de vraag of hij had gezien, dat klaagster statutair in Soest gevestigd was. Omdat verweerder bij nader inzien de rechtbank Utrecht uitsluitend bevoegd oordeelde en haast bij de zaak was, heeft hij daags nadat het verlof door de rechtbank Almelo was verleend bij de rechtbank Utrecht opnieuw verlof gevraagd. Dit om bezwaren van de wederpartij voor te zijn. Nadat het tweede verlof was verleend heeft verweerder het eerste beslag opgeheven en op basis van het tweede verlof beslag laten leggen.

Ten onrechte is bij dit hernieuwde verzoek geen melding gemaakt van het eerder verleende verlof van de rechtbank Almelo. Dit had niet mogen gebeuren en is spijtig, maar verweerder heeft daarbij geen bijbedoeling gehad. Verweerder ontkent met name, dat hij heeft willen “shoppen” om zodoende voor een hoger bedrag beslag te kunnen leggen. 

Er was op het kantoor van verweerder het nodige aan de hand. Er bestond geen gelegenheid om zaken rustig te regelen en verweerder stond vlak voor zijn vakantie.

 

4.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Verweerder erkent, dat hij de rechtbank Utrecht bij het vragen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag onder de Rabobank ten laste van de cliënte van klager niet volledig heeft geïnformeerd en ziet de onjuistheid daarvan in. Als verklaring hiervoor heeft verweerder naar voren gebracht, dat er haast was bij het beslag en heeft hij zich beroepen op de op zijn kantoor ontstane situatie. De raad is van een kwade intentie van verweerder bij de gewraakte handelwijze niet gebleken. De raad constateert, dat er een relatief gering verschil bestaat tussen de hoogte van de bedragen waarvoor beide voorzieningenrechters beslagverlof hebben verleend. Ook dat verschil duidt niet op een kwade intentie. Dit alles in aanmerking nemende oordeelt de Raad de handelwijze van verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

De  raad beoordeelt de klacht derhalve ongegrond.

 

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klaagster tegen verweerder is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2010.

Griffier      Voorzitter