Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-05-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0607
Zaaknummer
5577
Inhoudsindicatie
Klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Geen grieven geformuleerd tegen klachtonderdeel waar klaagster hoger beroep kon instellen. Geen hoger beroep mogelijk tegen beslissing raad waarin verzet gegrond wordt verklaard.
Uitspraak
10 mei 2010
No. 5577
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klaagster,
tegen:
verweerster.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 24 augustus 2009, onder nummer R.3177/09.09, aan partijen toegezonden op 25 augustus 2009, waarbij in een klacht van klaagster tegen verweerster het verzet gegrond is verklaard voorzover het betreft het feit dat er twee klachtonderdelen niet geheel zijn opgenomen in de voorzittersbeslissing en de klachtonderdelen waartegen verzet gegrond is verklaard, ongegrond zijn verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 21 september 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- een brief van gemachtigde van klaagster aan het hof van 3 januari 2010.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 maart 2010, waar klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en gemachtigde van verweerster, zijn verschenen.
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerster dat zij:
a. de griffie en de President van het Gerechtshof ’s-Gravenhage niet naar waarheid heeft ingelicht over het tijdstip van ontvangst van stukken;
b. in de fiscale zaak onjuist gegevens heeft verstrekt;
c. niet deskundig is terzake fiscale kwesties en erfrechtaspecten. Verweerster heeft verzuimd om deskundigen op deze gebieden in te schakelen;
d. ten aanzien van mevrouw K., kandidaat-notaris, verzuimd heeft haar cliënte te adviseren een andere advocaat in te schakelen om te onderzoeken of tegen mr. K. en/of haar kantoor maatregelen genomen zouden kunnen worden in verband met de door mr. K. gemaakte beroepsfout. Juist omdat verweerster een vriendin is van mr. K. had zij hiertoe moeten adviseren;
e. niet heeft gemeld dat zij in september 2004 informatie had gekregen over de nummerrekening van erflater in Zwitserland;
f. in 2004 gegevens heeft overgenomen van haar cliënte als executeur zonder te verifiëren of deze juist en volledig zijn en aan de hand van deze gegevens heeft meegewerkt aan een boedelbeschrijving in 2003. Verweerster heeft geweigerd naderhand mee te werken aan de wijziging van de boedelbeschrijving nadat notaris mr. E. in 2006 de boedelbeschrijving heeft ingetrokken vanwege onvolledige informatie. De weigering van verweerster zou zijn ingegeven omdat de deken haar hierover geen aanwijzing had gegeven;
g. reeds in 2004 op de hoogte was van de nummerrekening in Zwitserland. Dit vermoeden wordt bevestigd door de erkenning van de opvolgend advocaat van de cliënte van verweerster, dat er een nummerrekening was.
h. in een brief van 7 september 2004 het intrekken van een klacht en aansprakelijkstelling als voorwaarde heeft gesteld in een schikkingonderhandeling.
4. De beoordeling
4.1 Naar aanleiding van het hoger beroep overweegt het hof als volgt. Art. 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van een verzet gedaan tegen een beslissing van de plv. voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.
4.2 Dit betekent dat de Advocatenwet aan klaagster niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen tegen de beslissing van de raad op die klachtonderdelen ten aanzien waarvan de raad het verzet tegen de voorzittersbeslissing ongegrond heeft verklaard. Klaagster is in die klachtonderdelen niet ontvankelijk.
4.3 Klaagster heeft geen grieven gericht tegen de beslissing van de raad op die klachtonderdelen - die niet door de voorzitter waren beoordeeld en - welke door de raad ongegrond zijn bevonden. Het hoger beroep van klaagster tegen deze klachtonderdelen is derhalve ook niet ontvankelijk, omdat klaagster op grond van artikel 56 lid 3 Advocatenwet haar beroep met een met redenen omklede memorie dient in te dienen.
5. De beslissing
Het hof:
verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage van 24 augustus 2009, onder nummer R.3177/09.09.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, J.C. van Oven, G.J.S. Bouwens en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2010.