Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0569

Zaaknummer

5561

Inhoudsindicatie

Appelmemorie van verweerder te laat ingediend. Niet-ontvankelijk. Ten onrechte niet op toevoeging gewerkt. Deels gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

 

         

12 april 2010

No. 5561

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster,

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 6 juli 2009, onder nummer R.2946/07.16, aan partijen toegezonden op 14 juli 2009, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder de onderdelen a en b ongegrond zijn verklaard, onderdeel c gegrond is verklaard en als maatregel een enkele waarschuwing is opgelegd.

 

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 augustus 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- brief van klaagster van 18 november 2009.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 februari 2010, waar klaagster en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt het volgende in:

 klaagster verwijt verweerder dat:

a. hij de belangen van de heer A. niet goed heeft behartigd. Verweerder heeft de belofte, dat de heer A. na zijn vrijlating naar België zou worden uitgezet, niet waargemaakt;

b. hij zijn toezeggingen niet is nagekomen;

c. hij zijn rechtsbijstand niet verleend heeft op basis van gefinancierde rechtsbijstand, ondanks zijn toezegging daartoe, maar zijn werkzaamheden aan de heer A. en klaagster heeft gefactureerd op basis van zijn uurtarief.

 

 

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Verweerder heeft bij in zijn antwoordmemorie gedateerd 8 oktober 2009, ontvangen ter griffie van het hof op 8 oktober 2009 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Op grond van het bepaalde in artikel 56 lid 3 Advocatenwet dient een hoger beroep binnen dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad bij het hof te zijn ingediend. Nu het beroep van verweerder niet binnen 30 dagen na 13 augustus 2009 is ingediend, dient verweerder niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.

5.2 Het onderzoek in het hoger beroep van klaagster heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

- verklaart verweerder niet ontvankelijk in zijn hoger beroep;

en,

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage van 6 juli 2009, onder nummer R.2946/07.16, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, A.D.R.M. Boumans, J.H. Homveld en S.A. Boele, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verkijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2010.