Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1216

Zaaknummer

10-151

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

Klager maakt verweerder het feit dat verweerder nadat de vordering terzake waarvan beslag was gelegd was betaald het op het appartement van klager gelegde beslag heeft laten rusten. Niet aannemelijk is geworden dat verweerder dat met opzet heeft gedaan. Onmiddellijk nadat de deurwaarder had bericht dat het beslag er nog lag heeft verweerder opdracht gegeven dit op te heffen.

Uitspraak

10-151

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

1.

Klager heeft bij brief van 13 augustus 2010 bij mr. R.J.A. Dil, deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, een klacht tegen verweerder ingediend. De klacht is door de deken onderzocht en na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 19 oktober 2010 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 21 oktober 2010 door de raad ontvangen.

2.

De klacht luidt als volgt.

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door ook nadat hij de vordering van zijn cliënte middels loonbeslag had geïncasseerd bewust en moedwillig het beslag op het appartementsrecht te handhaven met als enig doel om klager financieel nadeel te berokkenen.

3.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens.

De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager, de Vereniging van Eigenaren. Door de Vereniging van Eigenaren werd het kantoor van verweerder verzocht bijdragen te incasseren bij klager. Na een veroordelend vonnis werd nog geen betaling ontvangen. Daarop werd in december 2008 zowel loonbeslag als beslag op het appartement van klager gelegd. De vordering werd in de loop van 2009 via loonbeslag voldaan en de incasso werd in september 2009 afgerond. Door de deurwaarder werd vervolgens onmiddellijk het loonbeslag opgeheven; het appartementsbeslag bleef echter liggen. Dit beslag werd doorgehaald op 2 augustus 2010.

5.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Verweerder ontkent tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Verweerder erkent, dat het beslag op het appartement abusievelijk niet is doorgehaald. Deze omissie kwam pas in juli 2010 bij het deurwaarderskantoor aan het licht en verweerder werd daarover eerst op 28 juli 2010 geïnformeerd. Verweerder heeft vervolgens onmiddellijk opdracht gegeven om het beslag door te halen. Het is nooit de bedoeling van verweerder geweest om klager enig (onnodig) nadeel toe te berokkenen. Verweerder is wel verantwoordelijk voor de omissie en heeft mede namens de deurwaarder aan klager zijn excuses aangeboden. Verweerder ontkent dat klager als gevolg van het niet doorhalen van het beslag schade heeft geleden en ontkent aansprakelijk te zijn voor de door klager gestelde schade.

8.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.

Verweerder heeft onjuist gehandeld door niet onmiddellijk nadat de vordering van zijn cliënte was voldaan het beslag op het appartement te laten doorhalen. Daarvoor was verweerder verantwoordelijk. Verweerder heeft dan ook terecht zijn excuses aangeboden. Verweerder heeft gesteld, dat hij het beslag heeft laten opheffen zodra hij hoorde dat het nog lag. Dat verweerder dit al eerder wist is gesteld noch gebleken. Met name is gesteld noch gebleken, dat klager de deurwaarder of verweerder eerder heeft aangeschreven om tot opheffing van het beslag te komen. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat verweerder het beslag opzettelijk langer heeft laten liggen dan nodig was.

Klager heeft de door hem gestelde schade niet onderbouwd en dit is niet aannemelijk geworden. Als er een serieuze gegadigde was geweest voor het appartement - kennelijk staat het te koop - dan had een eerste verzoek van klager tot doorhaling van het daarop rustende beslag onmiddellijk effect kunnen hebben.

De voorzitter is van oordeel, dat verweerder een fout heeft gemaakt, maar beoordeelt deze fout niet van een zodanig gewicht, dat sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt.

De klacht is derhalve kennelijk ongegrond

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 15 november 2010 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 17 november 2010.

Voorzitter