Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-01-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0219
Zaaknummer
09-147U
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Dit betreft een verzetzaak. Voorzittersbeslissing waarin de klacht kennelijk ongegrond is verklaard, is op vrijdag 3 juli 2009 aan partijen verstuurd. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar verzet nu zij pas op vrijdag 17 juli 2009 per gewone post een verzetschrift heeft verstuurd. Verzet niet-ontvankelijk.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 11 januari 2010
in de zaak 09-147U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
mevrouw X
klaagster
tegen:
de heer Y
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 8 juni 2009, door de raad ontvangen op 9 juni 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 26 juni 2009 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juli 2009 aan klaagster is verzonden.
1.3. Bij brief van 16 juli 2009, door de raad ontvangen op 20 juli 2009, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
1.4. Het verzet is buiten aanwezigheid van partijen behandeld ter zitting van 27 oktober 2009. Beide partijen hebben schriftelijk bericht niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het op 20 juli 2009 ontvangen verzetschrift van klaagster gedateerd 16 juli 2009 en van de brief van klaagster van 22 oktober 2009.
2. Klacht; verzet
2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet in het verleden en mogelijk ook thans nog voor de eigenaar van de camping, derhalve de wederpartij van klaagster, zou zijn opgetreden. Hierdoor zou verweerder de belangen van klaagster niet goed hebben behartigd.
2.2. Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, aangezien (i) het ontkennen van de klacht door verweerder geen argument is om de klacht kennelijk ongegrond te verklaren, (ii) verweerder niet met stukken onderbouwt hoe hij in de opeenvolgende stadia van de verschillende conflicten te werk is gegaan en (iii) de klacht van klaagster niet is gebaseerd op vermoedens, maar op feiten.
3. Feiten
3.1. Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
3.2. Sinds 2004 behartigt verweerder als advocaat de belangen van een groep van ongeveer 50 standplaatshouders op een camping, zowel tegenover de gemeente waarin de camping is gelegen, als tegenover de eigenaar van de camping. Vanaf mei 2008 behoorde klaagster, eveneens standplaatshouder, tot genoemde groep. In september 2008 heeft zij de opdracht aan verweerder echter ingetrokken bij gebrek aan vertrouwen in zijn deskundigheid en integriteit.
4. Beoordeling van het verzet
4.1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Ingevolge artikel 46 h lid 1 Advocatenwet kan verzet tegen een beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter worden ingesteld binnen 14 dagen na verzending van de beslissing. Voorts is ten behoeve van partijen op de beslissing van 26 juni 2009 vermeld: "De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de 14e dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline".
4.2. De beslissing is aan klaagster verzonden op vrijdag 3 juli 2009. De termijn voor verzet is derhalve aangevangen op zaterdag 4 juli 2009 en geëindigd 14 dagen later, op vrijdagmiddag 17 juli 2009. Zoals klaagster zelf in haar brief van 22 oktober 2009 aan de raad schrijft, heeft zij haar verzetschrift op vrijdag 17 juli 2009 (per post) verstuurd. Het is op 20 juli 2009 door de griffie van de raad ontvangen, derhalve niet binnen de termijn van 14 dagen. Hetgeen klaagster hierover heeft opgemerkt levert geen verschoonbare reden voor afwijking van de wettelijke termijn op. Klaagster is derhalve niet-ontvankelijk in haar verzet.
4.3. Ten overvloede merkt de raad op dat de (plaatsvervangend) voorzitter terecht heeft geoordeeld dat klaagster tegenover het uitgebreide verweer van verweerder niet meer heeft kunnen inbrengen dan een aantal ongefundeerde verdachtmakingen, zonder daarvoor ook maar enige vorm van bewijs te leveren, zodat het verzet, indien dit ontvankelijk zou zijn, ongegrond zou zijn verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzet.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. J.M. van de Laar, mr. B.E. van der Molen, mr. M. Pannevis en mr. H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.