Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0302

Zaaknummer

5513

Inhoudsindicatie

Grief van klager dat niet gehele klacht door de raad was behandeld treft geen doel.

Uitspraak

 

1 februari 2010

No. 5513

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerster.

 

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 mei 2009, onder nummer 08-322DH, aan partijen toegezonden op 18 mei 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

 

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- brief van klager van 28 juni 2009;

- brief van klager van 15 juli 2009;

- brief van klager van 24 juli 2009;

- brief van klager van 11 augustus 2009;

- brief van klager van 7 oktober 2009;

- brief van klager van 5 november 2009.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 november 2009, waar klager is verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a.  verweerster bewust in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij foutieve informatie aan de rechtbank heeft verstrekt;

b.  verweerster pas daags voor een strafzitting aan klager heeft laten weten dat haar cliënte zich als benadeelde in het strafproces zou voegen, ter zitting ook aanwezig zou zijn, het woord zou voeren en op die zitting een nieuw voor klager onbekend stuk heeft ingediend.

c.  verweerster misbruik van haar positie heeft gemaakt door namens haar cliënte te dreigen met een vordering tot een straatverbod om klager dusdoende onder druk te zetten ten te kwetsen.

4. De feiten

 In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Klager heeft aangevoerd dat op een deel van de door hem aangevoerde klacht door de raad niet is beslist. Dat betroffen mededelingen van verweerster op een strafzitting bij de Rechtbank Amsterdam (in een strafzaak tegen klager, waar mr. H. als waarneemster van verweerster een verklaring van verweerster voorlas) over een brief die klager aan de werkgever van de cliënte van verweerster had gestuurd en waarin stond vermeld dat deze cliënte niet over de juiste verblijfspapieren beschikte. Deze grief treft geen doel. Hoewel dit aspect niet expliciet in de aanbiedingsbrief van de deken aan de raad is genoemd, heeft de raad in alinea 3.4 onder het kopje “feiten” dit aspect genoemd en heeft de raad in alinea 4.2 op dit punt beslist.

5.2 Het onderzoek in hoger beroep heeft overigens niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 mei 2009.

 

Aldus gewezen door mr. H.P.H. van Griensven, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, M. de Leeuw, G.J. Niezink en J.S.W. Holtrop, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2010.