Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0891

Zaaknummer

R. 3311/09.143

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster dat zij bij de behandeling van haar zaak tekort is geschoten en hem dien schadeloos te stellen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

1.  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij brief van 29 april 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 10 september 2009.

1.2  Bij beslissing van 30 september 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk niet ontvankelijk afgewezen.  De beslissing is aan partijen verzonden op 1 oktober 2009.

1.3  Bij brief van 12 oktober 2009, ontvangen door de Raad op 13 oktober 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing. De behandeling van het verzet heeft plaatsgehad op 15 februari 2010 waarbij klager en verweerster zijn verschenen.

 

2.  FEITEN

2.1 Uit de stukken blijkt het volgende:

- V erweerster heeft klager bijgestaan in het kader van een echtscheidingsprocedure in de periode januari 2003 tot en met november 2005.

 

3.  DE KLACHT EN HET VERZET

Klager verwijt verweerster dat zij jegens hem tekort is geschoten en klager in dit verband schadeloos dient te stellen. Klager verwijt verweerster in het bijzonder, dat zij:

a  twee dagen voor de zitting van 6 februari 2003 het verweer pas gereed had en op die dag nog een andere zitting had;

b  heeft nagelaten verweer te voeren tegen de (hoogte van de) verzochte kinderalimentatie, hetgeen een forse schadepost voor klager heeft opgeleverd;

c  na veel aarzeling en veel te laat een toevoeging voor klager heeft aangevraagd in januari 2004, terwijl klager de verklaring omtrent inkomen en vermogen al veel eerder aan verweerster had toegestuurd. Door de (te) late aanvraag is de Raad voor Rechtsbijstand bij de beoordeling uitgegaan van het peiljaar 2003, waardoor klager de toekenning van een toevoeging is misgelopen;

d zonder overleg met klager de zitting van 5 juli 2005 heeft laten verplaatsen naar 23 augustus 2005, op welke datum klager verhinderd was. Laatstgenoemde zitting kon niet meer worden verplaatst;

e  pas na de onder d. genoemde zitting klager heeft geïnformeerd dat de meerderjarige dochter van klager, klagers voormalige echtgenote had gevolmachtigd om haar belangen tijdens die zitting te behartigen in het kader van een verzoek tot vaststelling alimentatie jong-meerderjarigen;

f  heeft nagelaten klager te wijzen op het risico dat hij met terugwerkende kracht alimentatie zou moeten betalen;

g ter zitting van 23 augustus 2003 niet adequaat verweer heeft gevoerd;

h niet tijdig de beschikking van 8 november 2005 aan klager heeft doen toekomen. Klager heeft eerst op 22 november 2005 van de beschikking kennis genomen, nadat de deurwaarder deze aan klager had betekend. Door deze (te) late kennisname van de inhoud van de beschikking, heeft klager niet meer kunnen voorkomen dat ten laste van hem executoriaal beslag is gelegd;

i  stelselmatig te laat correspondentie heeft doorgestuurd aan klager;

j  te laat is verschenen op een afspraak van 9 juli 2003;

k tegen de wil van klager in afspraken in Utrecht heeft gepland in plaats van in Den Haag;

l   aan klager te veel uren in rekening heeft gebracht en een te hoog uurtarief heeft gehanteerd;

m niet goed heeft gecommuniceerd wie de zaak waarnam tijdens haar zwangerschapsverlof, hetgeen vertragend heeft gewerkt en de communicatie heeft belemmerd.   

 

4.  BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de plaatsvervangend voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.2  De Raad onderschrijft de beoordeling van deze klacht door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne. De Raad neemt mede in aanmerking dat klager niet tijdens de behandeling van zijn zaak door verweerster zijn onvrede geuit heeft over de wijze van behandeling van zijn zaak, maar pas ruim drie jaar na het beëindigen van de rechtsbijstand door verweerster en het overnemen van zijn dossier door een andere advocaat. Hierdoor is verweerster niet meer in het bezit van het complete dossier. Verweerster is door het tijdsverloop en de feitelijke gang van zaken geschaad in haar verdediging.

4.3  Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

4.4  Het verzet is ongegrond.

 

5.  BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 -  verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, en mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 26 april 2010.

 

 

 

griffier                                                                                               voorzitter