Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0859

Zaaknummer

09-339A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij. Deze heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, gelet op die belangen, als juist voor-komt. Deze vrijheid is niet onbegrensd; het kan voorkomen dat een advocaat ook met bepaalde belangen van de wederpartij rekening dient te houden. In dit geval geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING d.d. 19 juli 2010

in de zaak 09-339A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 8 januari 2010 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

1.  verloop van de procedure:

1.1. Bij brief van 15 december 2009, door de raad ontvangen op 16 december 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 8 januari 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 januari 2010 is verzonden aan partijen.

1.3. Bij brief van 22 januari 2010, door de raad ontvangen op 26 januari 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 11 mei 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft pleitnotities over-gelegd.

1.5. De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 22 januari 2010;

- de brief van klager aan de raad van 6 mei 2010 met bijlagen.

 

 

2. de klacht/het verzet:

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a. namens haar cliënte beslag heeft gelegd op grond van een beschikking die door een latere rechterlijke uitspraak haar kracht heeft verloren;

b. niet reageert op de brief van klager van 8 augustus 2008 en zo het verbeuren van dwangsommen probeert te forceren;

c. ten behoeve van de behandeling van een kort geding ongeldige rechtelijke beslis-singen naar de rechtbank heeft verzonden.

2.2. Aldus handelt verweerster in de ogen van klager tuchtrechtelijk verwijtbaar als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.3. Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard nu als de raad het goed begrijpt de voorzitter over het hoofd heeft gezien dat verweerster bij het incasseren van de alimentatie namens haar cliënte onjuist handelt dan wel gebruik maakt van gerechtelijke uitspraken die niet meer geldig zijn, waardoor klager te veel alimentatie moet betalen.

3. feiten

3.1. Voor de beoordeling van het verzet kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, worden volstaan met de door de voorzitter in zijn beslissing van 8 januari 2010 vastgestelde feiten nu het verzet zich daartegen niet richt en de raad die feiten juist om-schreven acht.

4. beoordeling van het verzet

4.1 De voorzitter heeft vastgesteld dat klager zich beklaagt over het optreden van de advo-caat van de wederpartij. De voorzitter heeft geoordeeld dat de advocaat van de wederpar-tij krachtens vaste tuchtrechtspraak een grote mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem, gelet op die belangen, als juist voorkomt. Deze vrijheid is echter niet onbegrensd; het kan voorkomen dat een advocaat ook met bepaalde belangen van de wederpartij rekening moet houden maar dat is uit-zondering en geen regel. De raad constateert dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft gehanteerd en is met de voorzitter van oordeel dat uit hetgeen klager heeft aangevoerd niet kan worden opgemaakt dat verweerster haar beleidsvrijheid zou hebben misbruikt. De bezwaren van klager tegen het handelen van verweerster betreffen voorts de inhoud van het geschil tussen klager en zijn ex-echtgenote, de cliënte van verweerster. Die kwesties kunnen alleen beslist worden door de civiele rechter en kunnen niet beoordeeld worden in een tuchtzaak als de onderhavige.

4.2 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetsgronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.B. de Regt, J.H.P. Smeets en S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2010.

voorzitter      griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juli 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.

* * * * *