Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-07-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0865
Zaaknummer
10-034U
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat van de wederpartij die een regeling in der minne zou hebben gefrustreerd en daardoor de wederpartij op hoge kosten zou hebben gejaagd. Verzet tegen beslissing voorzitter ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 19 juli 2010
in de zaak 10-034U
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:
Mevrouw
k l a a g s t e r
tegen:
De heer mr.
Advocaat
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 januari 2010, door de raad ontvangen op 26 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ¬¬Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 februari 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 februari 2010 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 19 februari 2010, door de raad ontvangen op 22 februari 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 17 mei 2010 in aanwezigheid van partijen.
1.5 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennis genomen van:
(a) de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de
stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
(b) het verzet van klaagster bij brief van 19 februari 2010.
2. Klacht; verzet
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet, ten onrechte namens zijn cliënte betaling van een geldbedrag heeft gevorderd; dat de afwikkeling van het geschil tussen klaagster en de cliënte van verweerder daardoor is vertraagd en dat klaagster daardoor op onnodige kosten is gejaagd.
2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard en daarbij miskend heeft dat verweerder de zaak onnodig vertraagd heeft en dat deze vertraging klaagster voor hoge kosten plaatst.
3. Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder is de advocaat van de halfzus van klaagster waarmee zij sinds het overlijden van haar vader in 2003 in een erfrechtelijk geschil is gewikkeld dat nog steeds niet is opgelost.
3.2 Verweerder en de advocaat van klaagster hebben veelvuldig geprocedeerd namens hun beider cliënten en zonder succes gecorrespondeerd over een mogelijke regeling in der minne.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Het verzet miskent het (door het Hof van Discipline onderschreven) uitgangspunt dat verweerder, als advocaat van klaagsters tegenpartij, een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënten te behartigen op de wijze die hem het best voorkomt. Die vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien (1) de advocaat zich nodeloos grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2 Toetsing aan bovengenoemd uitgangspunt leidt tot de conclusie dat verweerder de grenzen van zijn vrijheid als advocaat niet heeft overtreden. Verweerder heeft de beschuldigingen van feitelijke aard weerlegd en aangevoerd dat hij slechts, op correcte wijze, de belangen van zijn cliënte heeft behartigd. De raad deelt, op basis van de stukken in het klachtdossier, die mening. Een onafwendbaar gevolg van het feit dat partijen geen regeling in der minne bereiken – en een regeling in der minne vereist het akkoord van alle betrokken partijen - is dat dient te worden doorgeprocedeerd en dat daaraan nu eenmaal – voor beide partijen – kosten verbonden zijn. Dat er moet worden doorgeprocedeerd en dat daaraan kosten zijn verbonden kan niet aan verweerder worden verweten.
4.4 Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is en er geen plaats is voor nader onderzoek naar de klacht. Het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter dat geen nieuwe gezichtspunten oplevert, moet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
de raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, B. Roodveldt, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 19 juli 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipli¬ne worden ingesteld.