Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1056

Zaaknummer

B 234-2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat klager bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken een klacht heeft ingediend. 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

B234-2009 Verzet

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van:

 

de heer A

klager,

 

tegen

 

de heer mr. B

voorheen advocaat te C,

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de verzetprocedure.

 

Verwezen wordt naar de tussenbeslissing van de raad van 12 april 2010 en alle daarin genoemde stukken.

 

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opnieuw te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 5 juli 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 mei 2010. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 juni 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1.      Klager heeft in augustus 2002 bij de voorganger van verweerder, mr. X, klachten  ingediend tegen twee advocaten. De klacht hield in dat beide advocaten niets hadden  gedaan voor klager. Klager heeft zich bij brief d.d. 3 maart 2004 gewend tot verweerder  in diens hoedanigheid van deken van de orde van advocaten te D, waarin hij zich beklaagde over het optreden van mr. Y advocaat te C, in haar hoedanigheid van waarnemend secretaris van het E te C.

 

3.         De klacht

 

3.1.      De klacht bestaat uit het volgende:

            Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement D klachten van klager tegen mr. X, voorganger van           verweerder, en mr. Y, advocaat te C, niet behandeld.

 

 

 

4.         Beslissing van de voorzitter

 

4.1.      De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat naar zijn oordeel op geen enkele wijze is komen vast te staan dat het door klager aan verweerder verweten handelen heeft plaatsgevonden.

 

5.         Het verzet

 

5.1.      Het verzet bestaat uit het volgende:

            Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

 

6.         Beoordeling van het verzet

 

6.1.            Naar het oordeel van de raad is op geen enkele wijze gebleken dat klager bij verweerder een klacht heeft ingediend over mr. Y noch over de voorganger van verweerder. Dit blijkt niet uit de stukken en verweerder heeft aangegeven dat hij zich hiervan niets kan herinneren.

 

6.2.            Nu het door klager aan verweerder verweten handelen niet is komen vast te staan heeft de voorzitter de klacht naar het oordeel van de raad terecht als kennelijk ongegrond afgewezen.

 

6.3.      De raad verklaart het verzet gelet op het bovenstaande ongegrond.

 

7.         Beslissing

 

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. drs. P.A.M. van Hoef, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, L.J.G. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.6 september 2010.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. W.E.A.Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                        voorzitter.

 

 

Verzonden op: 7 september 2010.

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.