Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0517
Zaaknummer
5568
Inhoudsindicatie
Verwijt dat verweerders bij faillissementsaanvrage misleidenede informatie hebben overgelegd. Ongegrond.
Uitspraak
12 maart 2010
No. 5568
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klager,
tegen:
verweerder sub 1,
en:
verweerder sub 2.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 juli 2009, onder nummer 09-010A en 09 011A, aan partijen toegezonden op 28 juli 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerders gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 augustus 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemories van verweerders;
- een brief van gemachtigde van verweerder sub 2 aan het hof van 23 december 2009.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 januari 2010, waar klager, verweerder sub 1, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder sub 2, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen.
3. De klacht
3.1 Zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat door verweerder sub 1 in strijd met de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet is gehandeld door:
a. aan de rechtbank informatie te verstrekken waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze niet juist was;
b. in het kader van een faillissementsaanvraag van de onderneming van klager valse vorderingen te overleggen;
c. klager buiten diens advocaat om onder druk te zetten om een valse verklaring te ondertekenen;
d. de accountant van de onderneming van klager te intimideren met als doel ten behoeve van zijn cliënten financiële informatie over de onderneming te verkrijgen.
3.2 Zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat door verweerder sub 2 in strijd met de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet is gehandeld door:
e. informatie aan de rechtbank te verstrekken, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist was;
f. het vertrouwen in de advocatuur te beschamen doordat hij in een procedure aan de rechtbank een als “vertrouwelijk” bestempeld memo heeft verstrekt.
4. De feiten
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5. De beoordeling
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad. Ten aanzien van verweerder sub 2 overweegt het hof het bovendien van belang te achten dat mr. X. toestemming heeft gegeven voor het overleggen van het in klachtonderdeel f bedoelde memo van zijn hand. Het hof verenigt zich voor het overige met de beslissing van de raad.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2009.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.H.B. den Hartog Jager, R.W. de Ruuk, W.M. Poelmann en J.S.W. Holtrop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2010.