Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0314

Zaaknummer

5512

Inhoudsindicatie

Na 1e gesprek niet opgetreden. Niet geoorloofd later tegen cliënt op te treden. Gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

      

8 februari 2010

No. 5512

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 25 mei 2009, onder nummer B147-2008, aan partijen toegezonden op 26 mei 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.

 

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 december 2009, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt het volgende in:

 het stond verweerder niet vrij om op te treden voor de wederpartij van klager nu hij voordien in diezelfde zaak een gesprek met klager had gevoerd, waarin hem door klager stukken zijn getoond en hij over de haalbaarheid van klagers kansen een positief advies heeft gegeven.

4. De feiten

Het hof gaat uit van de navolgende feiten, die in hoger beroep tussen partijen vaststaan:

Klager heeft op 24 november 2005 met verweerder een intakegesprek van ongeveer een uur gevoerd betreffende een geschil van klager met een vennootschap (hierna: de wederpartij). Verweerder heeft tijdens dat gesprek een aantal door klager getoonde stukken doorgenomen en een advies gegeven over de kansen van klager. Enkele dagen na deze bespreking heeft verweerder klager gebeld met de mededeling dat hij klager niet kon bijstaan omdat de wederpartij een cliënte van zijn kantoor bleek te zijn. Nadien is tussen klager en de wederpartij een rechtbankprocedure gevoerd over het geschil dat klager met verweerder had besproken. In die procedure werd geen van beide partijen bijgestaan door (het kantoor van) verweerder. Nadat de rechtbank in die zaak op 30 januari 2008 eindvonnis had gewezen, heeft klager vernomen dat verweerder inmiddels (nadat vonnis was gevraagd) de behandeling van die zaak – als opvolgend raadsman van de wederpartij – had overgenomen. Daarover heeft klager zich beklaagd bij verweerder, waarop verweerder te kennen heeft gegeven dat hij van het intakegesprek met klager weinig tot niets meer wist. Aansluitend heeft klager op 14 mei 2008 bij de deken van de orde van advocaten te Breda een klacht tegen verweerder ingediend.

5. De beoordeling

5.1 Het hof stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat volgens vaste rechtspraak een advocaat geen tegenstrijdige belangen mag behartigen. In gedragsregel 7 betreffende het vermijden van belangenconflicten is neergelegd het uitgangspunt dat het een advocaat niet vrij staat op te treden tegen een (voormalig) cliënt. Uit de toelichting op gedragsregel 7 en uit vaste rechtspraak blijkt zowel dat optreden in de adviessfeer mede onder de reikwijdte van de regeling valt, alsook dat de advocaat bij het optreden tegen een voormalig cliënt mede de schijn van belangentegenstelling dient te vermijden.

5.2 Hieruit volgt dat faalt de door verweerder in zijn memorie aangevoerde grief IV, welke zich richt tegen het oordeel van de raad dat het verweerder niet meer vrijstond om tegen klager op te treden nadat verweerder tijdens het intakegesprek inhoudelijk was geïnformeerd over de zaak en daarop een globale advisering (inschatting) had gegeven, waarbij verweerder de schijn diende te vermijden dat hij gebruik zou kunnen maken van informatie die hem tijdens het gesprek is meegedeeld.

5.3 Het hof verenigt zich met dit oordeel van de raad, dat zelfstandig de beslissing van de raad draagt, zodat de overige door verweerder aangevoerde grieven geen nadere bespreking behoeven.

5.4 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 25 mei 2009, nr. B147-2008.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. T.A.W. Sterk, P.J. Baauw, A. Minderhoud en P.H. Holthuis, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 febr