Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0780

Zaaknummer

H128-2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Van een advocaat kan niet verwacht worden dat hij hoger beroep instelt zonder opdracht daartoe.

Onderzoek in verzet niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen.

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

H 128 -2009 Klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

klager,

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 21 juli 2009 heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 10 juli 2009, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 14 juli 2009.

 

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 29 maart 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 8 januari 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 15 maart 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Bij de mondelinge behandeling is verweerder verschenen; klager was niet aanwezig.

 

2.         De feiten

Verweerder heeft op 2 november 2006 een strafzaak van klager in behandeling genomen. Klager was gedagvaard ter zitting van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch d.d. 30 november 2006. Verweerder heeft om aanhouding van de zitting van 30 november 2006 verzocht. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding toegewezen. Verweerder heeft klager bij brief d.d. 20 november 2006 bericht dat de zaak zou worden aangehouden en dat hij dus niet op 30 november 2006 hoefde te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank. Verweerder verzocht klager om hem te berichten zodra hij een nieuwe oproeping had ontvangen. Klager stuurde op 29 november 2007 een e-mail met een aantal vragen over de zitting van 30 november 2007 aan verweerder. Verweerder heeft hierop gereageerd per e-mail d.d. 29 november 2007, met de mededeling dat hij klager reeds schriftelijk had bericht dat hij op verzoek van klager om aanhouding van de zitting had verzocht en dat het verzoek om aanhouding door de rechtbank was toegewezen.

Vervolgens werd klager opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de rechtbank van 24 januari 2007. Verweerder heeft klager hierover bij brief d.d. 28 december 2006 geïnformeerd. De ex-echtgenote van klager heeft verweerder per e-mail d.d. 21 januari 2007 bericht dat klager in het ziekenhuis was opgenomen. Verweerder heeft deze e-mail per e-mail d.d. 22 januari 2007 beantwoord. Verweerder verzond hierbij een kopie van zijn eerdere brieven met betrekking tot de gefinancierde bijstand, waarop hij geen reactie had ontvangen. Verweerder deelde nogmaals mede dat de verzoeken om gefinancierde rechtsbijstand in alle zaken waren afgewezen en dat klager verweerder voor zijn werkzaamheden diende te betalen. Verweerder verzocht om betaling van een voorschot van € 1.000,--, bij uitblijven waarvan hij klager niet zou bijstaan ter zitting van 24 januari 2007. Voorts verzocht verweerder aan de ex-echtgenote van klager om hem een telefoonnummer van klager door te geven, waarop klager bereikbaar was. Dit om de zaak te kunnen voorbereiden.

Verweerder ontving geen reactie van klager. Verweerder is ter zitting op 24 januari 2007 verschenen. De echtgenote van klager verzocht verweerder per mail d.d. 24 januari 2007 om 08.40 uur om klager om medische redenen voor de zitting af te melden.

De secretaresse heeft per e-mail d.d. 24 januari 2007 om 08.57 uur geantwoord dat verweerder al naar de zitting was afgereisd.

Verweerder heeft klager per brief d.d. 7 februari 2007 op de hoogte gebracht van de inhoud van het vonnis van de rechtbank aan klager en bij brief d.d. 8 februari 2007 een afschrift van het vonnis aan klager gezonden, evenals zijn eindnota.

 

 

3.         De klacht

1.         Verweerder heeft, ondanks een verzoek daartoe van de ex-echtgenote van klager,        nagelaten klager af te melden bij de rechtbank voor de zitting van 24 januari 2007, of             gevraagd de zitting te verzetten. Verweerder had expliciet de opdracht om klager te         verdedigen, maar heeft dat niet gedaan;

2.         Verweerder heeft geen hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-    Hertogenbosch aangetekend;

3.         Verweerder heeft klager onvoldoende uitleg gegeven;

4.         Verweerder heeft klager nota’s gezonden, terwijl verweerder klager niet heeft verdedigd.

 

4.         Beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter heeft de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

 

5.         Het verzet

De voorzittersbeslissing is onjuist. Verweerder had op 24 januari 2007 in beroep moeten gaan.

 

6.         Beoordeling van het verzet

De raad is met de voorzitter van oordeel dat uit de aan de raad overgelegde stukken op geen enkele wijze is gebleken dat klager aan verweerder de opdracht heeft gegeven om hoger beroep in te stellen. In de brieven d.d. 7 en 8 februari 2007 heeft verweerder duidelijk gewezen op de mogelijkheid en de termijn van hoger beroep. Klager heeft in het geheel niet gereageerd op deze brieven. Klager kan verweerder thans derhalve niet verwijten dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld. Het staat een advocaat immers niet vrij een rechtsmiddel aan te wenden, zonder opdracht daartoe van zijn cliënt.

 

Het onderzoek in verzet heeft ook overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.

 

De raad is dan ook van oordeel dat het verzet als ongegrond moet worden afgewezen.

 

 

7.         Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, J.D.E. van den Heuvel, R.G.A.M. Theunissen, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 31 mei 2010.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                           mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

 

 

Verzonden op:

 

 1 juni 2010.

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.