Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0967

Zaaknummer

5625

Inhoudsindicatie

Klager niet-ontvankelijk. Te groot tijdverloop tussen gedraging en moment van indienen klacht.

Uitspraak

 

         

14 juni 2010

No. 5625

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster,

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 13 oktober 2009, onder nummer 09-103a, aan partijen toegezonden op 13 oktober 2009, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 november 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- een brief van klaagster aan het hof van 25 maart 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 april 2010, waar klaagster en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt door:

a. zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling door als curator op te treden in het faillissement van de ex-echtgenoot van klaagster terwijl zijn toenmalige kantoorgenoten (als advocaat en notaris) betrokken waren bij de verkoop van een landgoed uit de boedel van klaagster en haar ex-echtgenoot;

b. onvoldoende met klaagster te overleggen over de gang van zaken met betrekking tot de verkoop van het landgoed, zoals onder meer met betrekking tot wijzigingen in de akte van levering van het landgoed, en in de inhoud van de akte van levering van de roerende zaken en door te verzwijgen dat er nog andere, hogere biedingen op het landgoed waren uitgebracht.

4. De feiten

 In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

 

 

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 oktober 2009 gegeven onder nummer 09-103a.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. P.J. Baauw, H. van Loo, G.J. Visser en W.K. van Duren, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2010.