Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1179

Zaaknummer

5508

Inhoudsindicatie

Verwijt dat verweerder als deken een klacht- en begrotingsdossier onjuist zou hebben behandeld. Ongegrond.

Uitspraak

 

    

25 juni 2010

No.  5508

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klagers

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 11 mei 2009, onder nummer M129-2008, aan partijen toegezonden op 12 mei 2009, waarbij het verzet van klaagster sub 2 tegen de beslissing van de plv. voorzitter van de raad van 9 oktober 2008 gegrond is verklaard en klaagster sub 2 alsnog niet ontvankelijk in haar klacht is verklaard. Het verzet van klager sub 1a en 1b  tegen de beslissing van de voorzitter inzake de onderdelen 1, 3 en 4 is in genoemde beslissing als ongegrond afgewezen en het verzet tegen klachtonderdeel 2 is niet ontvankelijk verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 3 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

-  de antwoordmemorie van verweerder;

- brief van klagers van 3 juli 2009;

- brief van klagers van 9 juli 2009;

- brief van klagers van 22 juli 2009;

- brief van klagers van 24 juli 2009;

- brief van klagers van 19 oktober 2009;

- brief van klagers van 12 november 2009;

- brief van klagers van 18 november 2009;

- brief van de griffie aan klagers van 30 juni, 7 juli, 13 juli, 22 juli, 23 juli en 20 oktober 2009.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2009, waar klager sub 1a, mede namens klaagster sub 1b en klaagster sub 2, en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt het volgende in:

1. Verweerder heeft zijn plicht als Deken verzaakt door de door klagers ingediende klachten tegen drie advocaten niet terstond te hebben doorgezonden aan de raad van discipline, ofschoon daarom door klagers was verzocht, waardoor de belangen van klagers werden geschaad;

2.  Verweerder heeft destijds facturen laten begroten in twee door klagers ingediende klachtzaken, in strijd met de rechtlijnen tot begroting waarbij verweerder de begrotingsbeslissingen blindelings tekende;

3. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van Deken klagers blijvend tegen gewerkt in de klachtenbehandeling tegen drie advocaten;

4. Verweerder heeft de brief d.d. 14 april 2008 aan de waarnemend Deken niet aan deze doorgestuurd, maar aan zichzelf gehouden.

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Ten aanzien van klagers sub1a en 1b overweegt het hof als volgt. Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klagers sub 1 a en sub 1 b niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad. Zij zijn niet ontvankelijk in hun hoger beroep.

5.2 Ten aanzien van het hoger beroep van klaagster sub 2 overweegt het hof dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3 De grieven van klaagster sub 2 tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

- verklaart klagers sub 1a en sub 1 b niet ontvankelijk in hun hoger beroep;

- bekrachtigt ten aanzien van klaagster sub 2 de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 11 mei 2009, gewezen onder nummer M129-2008.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, A.D. Kiers-Becking, J.H. Homveld en A.G. Scheele-Mülder, leden in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2010.