Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0877

Zaaknummer

R. 3355/09.187

Inhoudsindicatie

Klacht over handelen/nalaten van deken; geen behoorlijk onderzoek naar de klachten. Verzet ongegrond.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 29 december 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is door de Raad ontvangen op 30 november 2009.

1.2 Bij beslissing van 28 december 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 28 december 2009.

1.3 Bij brief van 3 januari 2010 heeft klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.5 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 3 mei 2010. Ter zitting zijn klaagster, haar gemachtigde mr. de K. en verweerder verschenen.

 

DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

2.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij in zijn hoedanigheid van Deken zijn onderzoek naar de klachten tegen mr. S. niet naar behoren heeft uitgevoerd. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij geen nader onderzoek heeft verricht naar aanleiding van haar e-mailbericht van 5 juli 2003 aan mr. S.. Verweerder heeft de inhoud van voornoemd e-mailbericht willens en wetens weggelaten in zijn visie van 15 december 2008. Klaagster verwijt verweerder voorts dat hij in zijn dekenonderzoek, naar aanleiding van de door klaagster geuite klachten, geweigerd heeft nader onderzoek te verrichten naar de handelwijze van mr. S., die indertijd de moeder van klaagster bijstond.

 

De gronden van het verzet

2.2 Klaagster heeft als grond voor het verzet aangevoerd, samengevat, dat de voorzitter de "dubbele casus die voorlag bij advocaat/Deken" niet juist heeft weergegeven en aldus het motiveringsvereiste heeft geschonden.

 

VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd.

 

 

BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  Het valt binnen de beleidsvrijheid van de Deken om naast het geven van zijn voorlopig oordeel, ambtshalve te klagen of nader onderzoek te doen. Deze beleidsvrijheid is niet aan tuchtrechtelijke controle onderworpen, zoals door de plaatsvervangend voorzitter is overwogen in 4.1.

4.2  Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de voorzitter van 28 december 2009. De juistheid van de weergave van de klacht door de voorzitter is door klaagster niet betwist, maar ten overvloede onderstreept de Raad die weergave omdat die naar zijn oordeel recht doet aan het bezwaar van klaagster. Het beroep op het motiveringsgebrek wordt dan ook verworpen. De door klaagster in haar verzetschrift van 3 januari 2010 en ter zitting mondeling aangevoerde gronden zijn een uitwerking en een herhaling van haar eerdere klacht en leiden niet tot een ander oordeel dan de voorzitter op 28 december 2009 heeft gegeven. De Deken heeft de brief van 5 juli 2003 in zijn voorlopig oordeel betrokken en deze brief maakt ook onderdeel van het klachtdossier uit. Klaagster heeft dus alle gelegenheid gehad om voor die brief en alles wat daarmee samenhangt, aandacht te vragen.

4.3  De Raad acht het verzet ongegrond.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                         -          verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. A.A.J. Maat, mr. E.J. van der Wilk, mr. J.A. van Keulen, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2010.

 

griffier                                                                                                           voorzitter