Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1279

Zaaknummer

R. 3425/10.55

Inhoudsindicatie

Klacht dat de advocaat voor zijn cliënte executoriaal beslag op de uitkering van klager heeft gelegd en het beslag niet opheft. Het beslag berust op een onherroepelijk vonnis. Het staat de advocaat vrij om na verkrijging van een executoriale titel nakoming daarvan te verlangen. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond

Uitspraak

R. 3425/10.55

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij ongedateerde brief heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is

verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar en na een verwijzingsbeslissing van het Hof van Discipline van 25 maart 2010

is het dossier op 26 maart 2010 bij de Raad van Discipline binnengekomen. 

1.2   Bij beslissing van 15 april 2010 heeft de voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 15 april 2010 verzonden.

1.3   Bij brief van 20 april 2010, door de Raad ontvangen op 22 april 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4   Na het instellen van het verzet heeft klager stukken bij de Raad ingediend.

1.5   De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.6   Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 1 november 2010, alwaar klager is verschenen. Verweerder heeft schriftelijk aan de Raad

meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

 

2.  FEITEN

2.1  Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

 

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1  Klager verwijt verweerder dat hij tuchtrechtelijk laakbaar handelt door te blijven weigeren het executoriaal beslag op zijn uitkering van het UWV op te heffen.

3.2   In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager voert – zakelijk weergegeven – aan dat verweerder bij de

rechter een rekening heeft ingediend waarnaar door de rechter niet is gekeken. Volgens klager heeft hij geen contract gehad met het kantoor van verweerder.

 

4.  BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  De Raad verenigt zich met het door de voorzitter in de bestreden beslissing geformuleerde uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht alsmede de

beoordeling van de klacht zelf.

In het verzet is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen. De argumenten van klager dat hij met het kantoor van verweerder geen  contract heeft gehad en dat de rechter in de civiele procedure niet naar de rekening heeft gekeken, staan niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Klager heeft in  de civiele procedure de mogelijkheid gehad verweer te voeren. De in het verzet door klager aangedragen argumenten horen daar thuis. In dit verband merkt de  Raad op dat verweerder onbetwist heeft aangevoerd dat het betrokken vonnis onherroepelijk is, daar klager niet in hoger beroep is gegaan. 

4.2 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

 

5.  BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.P. Heinrich, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. P.J.E.M. Nuiten, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 20 december 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter