Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0547

Zaaknummer

R. 3014/08.47

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Optreden als lid van het Hof van Discipline in het kader van een uitspraak waartegen klager bezwaar heeft niet onbetamelijk. Van partijdigheid of klassenjustitie niet gebleken. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 30 mei 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. Deze heeft het dossier op 5 maart 2008 aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 10 maart 2008.

1.2        Bij beslissing van 26 maart 2008 heeft de voorzitter van de Raad de klacht  als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 27 maart 2008.

1.3        Bij brief van 6 april 2008, bij de Raad ontvangen op 8 april 2008, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 december 2009. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Verweerster is niet verschenen en heeft vooraf bericht van afwezigheid gegeven.

 

2.             FEITEN

2.1        Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

 

 

3.             DE KLACHT EN HET VERZET

3.1        Klager verwijt verweerster dat zij in haar hoedanigheid van lid van het Hof van Discipline in de klachtbehandeling van de klacht van klager tegen mr. H. zich schuldig heeft gemaakt aan partijdigheid en klassenjustitie.

3.2        In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen verweerster gehandhaafd. Klager heeft bij het verzetschrift stukken gevoegd ter completering van het dossier.

Volgens klager heeft verweerster zich als deel uitmakend van het Hof van Discipline in de zaak H. schuldig gemaakt aan partijdigheid en klassenjustitie.

 

4.             BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1        De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit heeft weergegeven onder nummer 5.1 van de bestreden beslissing.

4.2        De Raad verenigt zich eveneens met het oordeel van de voorzitter dat van het verweten wangedrag aan de zijde van verweerster niet is gebleken en dat dit niet op basis van de stukken kan worden vastgesteld.

Ook de door klager bij het verzetschrift in het geding gebrachte stukken bieden geen grond voor het oordeel dat verweerster zich aan partijdigheid of klassenjustitie schuldig heeft gemaakt.

4.3        Ook overigens is niet gebleken van enig handelen of nalaten van verweerster dat een behoorlijke advocaat niet betaamt.

Het enkel – als advocaat-lid – deelnemen aan een tuchtcollege als het Hof van Discipline in het kader van een uitspraak waarmee klager zich niet kan verenigen is ook niet als zodanig aan te merken.

4.4        Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond.

 

5.             BESLISSING

6.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.S. Kamminga, mr. J.A. van Keulen, mr. E.J. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 4 januari 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter