Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA2251

Zaaknummer

R. 3327/09.159

Inhoudsindicatie

Klacht van de cliënten dat de advocaat zijn werk niet goed heeft gedaan, onder meer door zich niet te houden aan afspraken, door weigering een stuk in het geding te brengen, door verkondiging onjuistheden en door laster over de gemachtigde van klagers. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1.  V ERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij faxbrief van 26 januari 2006 heeft de gemachtigde van klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Deze heeft het dossier op 8 oktober 2009 aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 13 oktober 2009.

1.2  Bij beslissing van 10 november 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad alle klachtonderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 11 november 2009.

1.3  Bij brief van 19 november 2009, bij de Raad per fax op die datum ontvangen, heeft de gemachtigde van klagers namens hen verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.5  Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 4 oktober 2010 waar klaagster [....]., vergezeld van haar gemachtigde G., alsmede verweerder zijn verschenen.

 

2.  FEITEN

2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

Een akte van levering, waarvan in het verzetschrift sprake is, behoort niet tot de stukken en is aldus niet opgenomen onder de vaststaande feiten.

 

3.  DE KLACHT EN HET VERZET

 

3.1 Klagers verwijten verweerder, dat hij:

a.  zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken, inhoudende de termijn waarbinnen klagers zouden reageren;

b. t egen de wens van klagers heeft geweigerd een stuk in het geding te brengen;

c.  telefonisch laster over de Heer G., gemachtigde van klagers heeft verkondigd;

d.  onjuistheden heeft verkondigd aan klagers;

e.  zijn declaratie niet nader heeft gespecificeerd met een urenspecificatie;

f.   heeft geweigerd verificatoir bewijs te leveren aan het Gerechtshof.

 

3.2  In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Zij zijn van mening dat de plaatsvervangend voorzitter heeft laten blijken niets van de zaak te hebben begrepen en dat hij ten onrechte de akte van levering, welke volgens klagers vals is, in deze procedure als vaststaand heeft aangenomen.

4.  BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit heeft weergegeven onder nummer 4.1 van zijn beslissing.

4.2  De Raad neemt voorts in aanmerking dat verweerder enkel bijstand aan klagers heeft verleend terzake van het hoger beroep in de zaak tegen een voormalige advocaat van klager, welke zaak betrekking had op de declaratie van die advocaat.

Verweerder heeft namens klagers hoger beroep ingesteld tegen een daarop betrekking hebbend vonnis van de kantonrechter van 27 oktober 2004.

4.3  De gemachtigde van klagers heeft ter zitting – zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verweerder in de appelprocedure zijn werk niet goed gedaan heeft. De gemachtigde heeft daarbij verwezen naar de passage in het arrest van het gerechtshof (d.d. 21 februari 2006) onder nummer 3, waar ten aanzien van de vaststaande feiten wordt overwogen:

“De rechtbank heeft in haar vonnis onder 1a t/m j. feiten vastgesteld. Daartegen zijn geen grieven of bezwaren aangevoerd. Het hof zal dan ook van die feiten uitgaan.”

4.4  Naar aanleiding hiervan zijn ter zitting de door de rechtbank vastgestelde feiten stuk voor stuk met de gemachtigde doorgenomen. Daarbij bleek telkens dat elk door de rechtbank vastgesteld feit als zodanig wel had plaatsgevonden, maar dat de gemachtigde van mening was dat het zo niet had mogen plaatsvinden. Met de gemachtigde is aan de hand hiervan geconcludeerd dat, nu het om de enkele vaststelling van feiten ging, aan verweerder geen verwijt treft dat tegen de feitenvaststelling door de rechtbank geen grieven of bezwaren zijn aangevoerd.

 

4.5  Met inachtneming van het vorenstaande verenigt de Raad zich voorts met de beoordeling door de plaatsvervangend voorzitter van de klachtonderdelen a tot en met f.

Klagers hebben in het verzet geen feiten of omstandigheden aangedragen die tot een ander oordeel nopen. Anders dan klagers in het verzetschrift hebben betoogd, was het niet de taak van verweerder om in het kader van het hoger beroep over de declaratiekwestie een uitspraak aan de rechter te ontlokken over de door klagers beweerde valsheid van de akte van levering.

4.6  Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

5.  BESLISSING

6.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, mr. J.P. Heinrich, mr. P. S. Kamminga, mr. E.J. van der Wilk, mr. A.A.J. Maat, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 15 november 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter