Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0908

Zaaknummer

R. 3349/09.181

Inhoudsindicatie

Tijdsverloop tussen verweten gedraging en indienen klacht. Belangenafweging. Verzet ongegrond

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 2 maart 2009 heeft de heer B. namens klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is door de Raad ontvangen op 10 november 2009.

1.2 Bij beslissing van 30 november 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 2 december 2009.

1.3 Bij brief van 14 december 2009 heeft klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.5 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 3 mei 2010. Ter zitting zijn klaagster, haar gemachtigde M. B. en verweerder verschenen.

 

DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

2.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij haar belangen niet naar behoren heeft behartigd en de zaak op een dwaalspoor heeft gezet. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij de verjaring niet heeft gestuit en klaagster niet heeft gewezen op de op het kantoor van verweerder bestaande klachtenregeling.

 

De gronden van het verzet

2.2 Klaagster heeft geen gronden voor het verzet aangevoerd. Wel heeft klaagster inhoudelijk haar klacht tegen verweerder herhaald.

 

VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd.

 

 

BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de voorzitter van 30 november 2009. Daaraan doet niet af dat verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij zich wel kan voorstellen dat zijn brief van 21 juli 2004 aan klaagster te summier is geweest.

4.2  Bij de beoordeling of een klacht tijdig is ingediend dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen: het ten gunste van de klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst enerzijds en het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het rechtszekerheidsbeginsel anderzijds. Dit laatste beginsel houdt onder meer in dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Deze belangenafweging vindt steeds van geval tot geval plaats, waarbij er niet een strikte termijn kan worden genoemd die als redelijk heeft te gelden.

4.3  Het Bureau Rechtshulp is inmiddels opgeheven en de administratie is niet meer voorhanden. Verweerder wordt daarmee naar het oordeel van de Raad in zijn verweer bemoeilijkt en in zijn belang geschaad doordat klaagster in een zeer laat stadium pas een klacht tegen hem heeft ingediend.

4.4  De Raad acht het verzet ongegrond.

 

 

BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                        -          verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. A.J.J. Maat, mr. E.J. van der Wilk, mr. J.A. van Keulen, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2010.

 

griffier                                                                                                           voorzitter