Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-05-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0856
Zaaknummer
09-83
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing gegrond. Klachtomschrijving is door voorzitter te eng opgevat. Verweerder had in de loop van de behandeling van de kwestie met klager moeten overleggen of er termen aanwezig waren om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.
Uitspraak
09-83
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
klager
wonende te[ ],
tegen:
verweerder
advocaat te [ ]
hierna te noemen verweerder
1. Bij brief van 8 oktober 2009 is klager in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 25 september 2009 waarbij de klacht tegen verweerder als kennelijk ongegrond is verworpen.
2. Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 25 januari 2010, waar klager en verweerder beiden zijn verschenen. De Raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling:
Mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, H.F.J. Maissan, P.J.M. van Wersch en C.J. Lunenberg – Demenint, leden van de Raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.
3. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar punt 3 van de bestreden voorzittersbeslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.
4. Klager heeft in zijn verzetschrift onder andere naar voren gebracht dat zijn klacht niet enkel betrekking heeft op het eerste gesprek dat klager met verweerder op 6 december 2005 heeft gevoerd, doch eveneens op het verdere verloop van de zaak, waarin verweerder ter zake hetzelfde rechtsbelang ook is gaan optreden voor klager.
5. Met de voorzitter is de Raad van oordeel dat verweerder in het eerste gesprek dat hij met klager voerde geen aanleiding en derhalve niet de verplichting had om klager te wijzen op de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. Immers, tijdens het eerste gesprek heeft verweerder op goede gronden aangenomen dat klager optrad als vertegenwoordiger van de Vereniging van Eigenaren. De opdrachtbevestiging is dan ook aan de Vereniging van Eigenaren gericht.
De Raad is echter met klager van oordeel dat de voorzitter de klachtomschrijving zoals opgenomen in de brief van mr. R.J.A. Dil d.d. 24 augustus 2009, waarbij de klacht aan de Raad is voorgelegd, te eng heeft opgevat en dat de klacht zich niet beperkt tot het eerste gesprek dat verweerder met klager voerde.
6. Klager en verweerder verschillen niet van mening dat verweerder ook voor klager is gaan optreden, hoewel zij over het tijdstip waarop dit gebeurde verschil van inzicht hebben.
Verweerder had, vanaf het moment dat duidelijk was dat hij ook voor klager ging optreden, aan de orde kunnen en moeten stellen dat klager wellicht in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, tenzij er goede gronden waren om aan te nemen dat dit niet het geval zou zijn.
Regel 24 van de gedragsregels voor advocaten 1992 bepaalt immers dat een advocaat verplicht is bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij er goede gronden zijn om aan te nemen dat de cliënt in kwestie daarvoor niet in aanmerking kan komen.
Verweerder heeft aangevoerd dat klager niet in aanmerking kon komen voor van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand, omdat het geschil een zakelijk karakter had. In dat kader heeft verweerder gewezen op een visitekaartje dat klager aan verweerder heeft overgelegd en het feit dat zich een bij klager in gebruik zijnd bedrijfsgebouw op het recreatieterrein bevond. De Raad acht deze omstandigheden onvoldoende om verweerder te disculperen, nu het kerngeschil de permanente bewoning van een recreatiewoning betrof. Bovendien bleek klager meer dan eens niet over voldoende liquiditeiten te beschikken om de declaraties te betalen, waarna een afbetalingsregeling werd getroffen of een declaratie op naam van de Vereniging van Eigenaren werd gesteld.
7. Verweerder heeft klager meer dan eens verzocht zijn financiële gegevens over te leggen, zodat alsnog kon worden getoetst of klager voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking zou zijn gekomen. Klager is op dit verzoek niet ingegaan.
8. De Raad meent op voornoemde gronden dat de voorzittersbeslissing niet in stand kan worden gelaten en dat de klacht derhalve gegrond moet worden verklaard. De Raad ziet echter af van het opleggen van enige straf of maatregel, gelet op de onder 7. vermelde omstandigheid.
Het oordeel van de Raad luidt dan ook als volgt:
De klacht is gegrond voor zover hierboven overwogen. De Raad legt aan verweerder geen maatregel op.
Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op17 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier
Voorzitter Griffier