Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0413
Zaaknummer
09-247A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsprocedure. Verweerster wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan heling door voor klager bestemde post in de onderhandelingen te betrekken die door de ex-echtgenote van klager zouden zijn onderschept. Klacht ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 15 maart 2010
in de zaak 09-247A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 1 september binnengekomen klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 1 september 2009, bij de raad binnengekomen op 1 september 2009 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 11 januari in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 33 in de bij die brief gevoegde inventarislijst, een brief met bijlagen van de gemachtigde van verweerster d.d. 4 januari 2010 en een brief met bijlagen van klager d.d. 8 januari 2010.
2 De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster zich schuldig zou hebben gemaakt aan heling/opzet heling dan wel schuldheling.
2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3 Feiten:
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is
verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Klager was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zijn ex–echtgenote werd bijgestaan door verweerster en een kantoorgenoot van verweerster. In het kader van de echtscheiding zijn onderhandelingen gevoerd, die uiteindelijk hebben geleid tot het sluiten van een echtscheidingsconvenant op 24 mei 2007. Daarnaast is de echtscheidings¬procedure gevoerd en heeft een kortgeding plaatsgehad in verband met incassering van alimentatie alsmede hoger beroep tegen het kortgeding vonnis.
4 Beoordeling
Ad klachtonderdeel a
4.1 Klager heeft de echtelijke woning verlaten op 30 september 2006. Zijn ex-echtgenote bleef de echtelijke woning bewonen. Tijdens een viergesprek over de afwikkeling van de echtscheiding is een voor klager bestemd beleggingsoverzicht van de ABN Amro Bank gedateerd 29 september 2006, ter tafel gebracht. Klager stelt zich op het standpunt dat dit stuk niet eerder dan op 4 oktober 2006 aan de echtelijke woning kan zijn bezorgd. Op dat moment had klager de echtelijke woning reeds verlaten. Om die reden stelt klager zich op het standpunt dat zijn ex-echtgenote zich schuldig zou hebben gemaakt aan verduistering door zijn post te onderscheppen. Door het stuk in te brengen in de onderhandelingen over de echtscheiding heeft verweerster zich naar het oordeel van klager schuldig gemaakt aan heling/opzetheling dan wel schuldheling.
4.2 Namens verweerster heeft de gemachtigde erop gewezen dat ten aanzien de ex-echtgenote van klager vervolging is uitgesloten op grond van het bepaalde in artikel 316 lid 1 en artikel 324 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, op het moment dat het beleggingsoverzicht werd ontvangen, waren klager en zijn ex-echtgenote nog met elkaar gehuwd. Klager heeft zulks ter zitting ook onderkend, maar aangegeven dat – los van dit strafrechtelijke aspect – klager verweerster met name verwijt gebruik te maken van een stuk dat is verkregen in strijd met de tussen klager en zijn ex-echtgenote gemaakte afspraak dat zij elkaar post ongeopend aan elkaar zouden doen toekomen. Verweerster heeft deze afspraak gemotiveerd betwist, zodat de raad niet kan vaststellen of een dergelijke afspraak is gemaakt. De klacht is mitsdien ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.W.M. Huisman,
B.E. van der Molen, M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 15 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.