Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1152

Zaaknummer

5782

Inhoudsindicatie

Beklag ongegrond. Verzoeker heeft de deken onvoldoende duidelijk gemaakt niet zelf een advocaat te kunnen vinden.

Uitspraak

 

         

6 september 2010

No. 5782

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het beklag van

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam,

de deken.

 

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 12 maart 2010 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een procedure waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 20 april 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

 

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 23 april 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

-  de antwoordmemorie van de deken.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 28 juni 2010, waar zijn verschenen klager en gemachtigde van de deken.

3. De feiten

3.1 Bij brief van 28 december 2009 heeft klager een klacht ingediend bij de deken tegen mr. X., die zich onterecht en ontijdig als advocaat zou hebben teruggetrokken. Mr. X. stond klager bij in een procedure bij het Gerechtshof Amsterdam. In dezelfde brief vroeg klager aan de deken een nieuwe advocaat voor hem aan te wijzen. In de daarop volgende correspondentie heeft de deken de instructie op de klacht van behandeling van het verzoek tot aanwijzing van een nieuwe advocaat gescheiden.

3.2 In zijn brief van 19 januari 2010 aan klager heeft de deken de algemeen geldende voorwaarden omschreven die gesteld worden aan een verzoek tot aanwijzing van een advocaat. De deken omschrijft het uitgangspunt dat een rechtzoekende zelf een advocaat zoekt. Tevens noemt de deken drie namen van advocaten tot wie klager zich zou kunnen wenden.

3.3 In zijn brief van 17 februari 2010 heeft klager aan de deken geschreven geen advocaat te hebben gevonden.

3.4 In zijn brief van 1 maart 2010 aan klager heeft de deken klager enkele concrete vragen gesteld teneinde het verzoek van klager aan de wettelijke voorwaarden te kunnen toetsen.

3.5 Klager antwoordde bij brief van 8 maart 2010 dat hij van de door de deken opgegeven advocaten geen gebruik kon maken, omdat zij geen tijd hadden.

3.6 Bij brief van 12 maart 2010 heeft de deken het verzoek afgewezen, omdat niet was gebleken van - voldoende - serieuze pogingen van klager om zelf een advocaat te vinden.

4. De beoordeling

4.1 Artikel 13 Advocatenwet bepaalt dat een rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat vindt… zich tot de deken kan wenden met het verzoek een advocaat aan te wijzen.

De deken heeft het verzoek van klager afgewezen omdat klager niet, dan wel onvoldoende had aangetoond niet zelf een andere advocaat te kunnen vinden.

4.2 Klager stelde in zijn klaagschrift dat:

- hij vanwege het terugtrekken genoodzaakt was de deken te verzoeken een andere advocaat aan te wijzen:

- de deken had gezien de hele situatie niet de voorwaarde mogen stellen dat klager eerst zelf een aantal pogingen moest ondernemen om zelf een advocaat te vinden.

4.3 Met de deken is het hof van oordeel dat niet gebleken is dat klager voldoende heeft aangetoond niet zelf een advocaat te kunnen vinden. De deken heeft uitgelegd in welke situatie pas sprake zou kunnen zijn van aanwijzing van een advocaat en hij heeft klager de namen van advocaten opgegeven tot wie hij zich zou kunnen wenden. Klager stelt wisselend in de correspondentie en ter zitting dat de advocaten geen tijd hadden, onvoldoende waren gespecialiseerd, geen zaken wilden overnemen, dat hij zich aan de receptie van een kantoor had gemeld, maar de advocaat niet te spreken had gekregen. Daarmee heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat hij zich voldoende heeft ingespannen zelf een advocaat te vinden respectievelijk hij daarin vervolgens zijns ondanks niet is geslaagd.

4.4 Het vorengaande heeft tot gevolg dat het beklag van klager ongegrond is.

5. De beslissing

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 maart 2010 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. Van Maanen, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, A.G. Scheele-Mülder, G.R.J. de Groot en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2010.