Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0889

Zaaknummer

R. 3333/09.165

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij zich als diens advocaat heeft voorgedaan teneinde informatie over klager te verkrijgen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

1.  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij brief van 8 juli 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 22 oktober 2009.

1.2  Bij beslissing van 2 november 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.  De beslissing is aan partijen verzonden op 4 november 2009.

1.3  Bij brief van 8 november 2009, ontvangen door de Raad op 10 november 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing.  

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.5  Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 15 februari 2010, waarbij partijen zijn verschenen.

1.6  Bij brief van 19 februari 2010 heeft de plaatsvervangend griffier van de Raad klager onder meer geschreven:

“…… om uiterlijk 28 februari 2010 via uw advocaat, mr. X. (red.), een verklaring van mevrouw M. (red.) alsmede eventuele stukken van de belastingdienst, in het geding te brengen. Verweerder (red.) zal dan in de gelegenheid zijn om v óó r 15 maart 2010 op deze stukken te reageren.”

1.7  Op 1 maart 2010 heeft de Raad bij ongedateerd schrijven nadere stukken ontvangen van klager.

1.8  Verweerder heeft niet nader op de stukken gereageerd.

 

2.  FEITEN

2.1  Uit de stukken blijkt het volgende:

-  Verweerder staat de wederpartij van klager bij in een civiele procedure bij de Rechtbank Amsterdam.

-  Klager is bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam (meervoudige strafkamer) van 23 juni 2009 veroordeeld wegens oplichting, valsheid in geschrifte en andere misdrijven tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 ½ jaar. Klager is voorts in dit vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 705.550,65 ten behoeve van de cliënte van verweerder.

-  De Sociale Verzekeringsbank heeft aan klager bij brief van 1 juli 2009 geschreven, voor zover in deze relevant, inhoudende:

 “Naar aanleiding van het aanvraag formulier dat wij via uw advocaat mr. [Verweerder] (red)  hebben ontvangen sturen wij u een brief met aanvullende vragen en een kopie van het formulier dat door ons is ontvangen.”

-             De Sociale Verzekeringsbank heeft aan verweerder bij brief van 16 juli 2009 het navolgende, voor zover in deze relevant, geschreven:

“Op 15 juli 2009 heb ik uw verzoek om een verklaring en correspondentie stukken inzake klager (red.) ontvangen. In mijn reactie hierop kan ik u het volgende mededelen:

Uit de correspondentie die wij van klager (red.) ontvangen hebben blijkt niet dat u voor hem een aanvraag voor het SVB pensioenoverzicht heeft ingediend. Uw naam wordt alleen genoemd in een brief die klager (red.) aan ons heeft verstuurd. De bevestiging die ik op 1 juli 2009 aan klager (red.) heb verstuurd met de mededeling dat u de aanvraag voor hem hebt ingediend is ten onrechte geweest. Ik bied u mijn excuses aan.”

 

3.  DE KLACHT EN HET VERZET

3.1  Klager verwijt verweerder, dat hij zich ten onrechte heeft uitgegeven als de advocaat van klager om op die wijze aan vertrouwelijke informatie over klager te komen.

3.2  In het verzet heeft klager naar voren gebracht dat hij zijn klacht nader kan onderbouwen door getuigen te laten horen.

 

 

4. BE OORDELING VAN HET VERZET

4.1  Klager heeft nagelaten via zijn advocaat de door hem aangeboden getuigenverklaringen over te leggen. Wel heeft klager zelf bij ongedateerd schrijven nadere stukken toegezonden, die de Raad op 1 maart 2010 heeft ontvangen. Deze stukken leiden er overigens niet toe dat de Raad een ander oordeel inneemt dan de plaatsvervangend voorzitter in diens voorzittersbeslissing.

4.2  De Raad onderschrijft derhalve de beoordeling van de klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.

 

5.  BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-   verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, en mr. A.H. van Haga, plv. griffier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 26 april 2010.

 

 

 

griffier                                                                                               voorzitter