Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0895

Zaaknummer

R. 3415/10.45

Inhoudsindicatie

Verwijt van het aantasten integriteit en goede naam van klager op grond dat de advocaat van de wederpartij van klagers vader in een procedure bij de rechter heeft aangedrongen een spoedige beslissing onder overlegging van een proces-verbaal van aangifte wegens mishandeling tegen klager. De advocaat heeft geen onjuiste mededeling gedaan en is gebleven binnen de hem toekomende vrijheid. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1.  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij brieven van 16 en 27 december 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Deze heeft het dossier op 11 maart 2010 aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 12 maart 2010.

1.2  Bij beslissing van 1 april 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 6 april 2010.

1.3  Bij brief van 13 april 2010, door de Raad ontvangen op 15 april 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  Bij brief van 19 mei 2010 heeft klager stukken overgelegd en zijn standpunt toegelicht.

1.5  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.6 H et verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 juni 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

 

2.  FEITEN

2.1  Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

 

3.  DE KLACHT EN HET VERZET

3.1  Klager verwijt verweerder dat hij hem er in een brief van 25 november 2009 aan het gerechtshof Amsterdam ten onrechte van beschuldigt dat hij op 24 november 2009 de heer N. heeft gemolesteerd.

3.2  In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen verweerder gehandhaafd. Klager meent dat verweerder doelbewust zijn integriteit en goede naam en privacy schendt door zijn naam te gebruiken in een rechtszaak als zijnde iemand die de heer N., cliënt van verweerder, gemolesteerd zou hebben, terwijl de werkelijkheid is dat zijn cliënt schuldig is aan poging tot doodslag door met zijn grote Jeep op klager in te rijden.

 

4.  BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.1 heeft weergegeven.

4.2 D e Raad verenigt zich verder met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter en maakt haar oordeel tot het zijne.

In het verzet heeft klager aangevoerd dat hij weliswaar de heer N. een bloedneus heeft geslagen, maar dat hij daarbij heeft gehandeld uit zelfverdediging. Aldus is naar het oordeel van de Raad niet gebleken van feiten of omstandigheden die nopen tot een andere beoordeling dan die van de plaatsvervangend voorzitter.

4.3  Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond.

 

5.  BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-                 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 5 juli 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter