Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0995

Zaaknummer

10-03

Inhoudsindicatie

Advocaat mag zich in een echtscheidingsprocedure in het belang van haar cliënt over een derde uitlaten op de wijze zoals zij heeft gedaan en mag gebruik maken van van haar cliënt ontvangen gegevens betreffende deze derde. Niet is komen vast te staan dat de advocaat correspondentie met klager aan Bureau Jeugdzorg heeft doorgespeeld. Klacht ongegrond.

Uitspraak

10-03

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d.12 januari 2010 heeft mr. H.J. Schaatsbergen, op dat moment deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X,

wonende te A,

hierna: klager

tegen:

Y,

advocaat te B,

hierna: verweerster

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 17 mei 2010,  waar klager en verweerster zijn verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. M.J. Blaisse voorzitter en de mrs. E. Bige,  F. Klemann, P.R.M. Noppen en E.J. Verster, leden van de raad, bijgestaan door mr A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht luidt als volgt.

a.

Verweerster heeft gegevens verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten, dat deze onjuist waren,

b.

Verweerster heeft zich bij herhaling onnodig grievend over klager uitgelaten in woord en geschrift in een gerechtelijke (echtscheidings-)procedure tussen haar cliënt en mevrouw Z, zijnde de buurvrouw van klager, door te stellen dat de klager een seksuele relatie had met mevrouw Z,

c.

De e-mail correspondentie tussen klager en verweerster is in een dossier van Bureau Jeugdzorg terechtgekomen, waardoor klager partij wordt gemaakt in een familiezaak, waar hij volstrekt buiten staat.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

3.1

Sinds december 2008 treedt verweerster als – opvolgend - advocaat op voor de heer A. uit C. in een procedure tegen diens voormalige echtgenote, mevrouw Z. wonende te A., ter zake echtscheiding. Klager is de buurman van mevrouw Z. en gedurende 10 jaar de voormalige buurman van de heer A..

In door verweerster voor de heer A. tegen mevrouw Z. gevoerde procedures wordt  klager meerdere keren opgevoerd, te weten:

a.

In de pleitnota van verweerster van 17 december 2008 in punt 3 (letterlijk citaat):”…… uit angst dat zijn moeder dan wel haar vriend…..".

b.

In de appel dagvaarding van 14 januari 2009 in punt 6 (letterlijk citaat): “ Als voorbeeld kan hier genoemd worden dat W.  nu bij BJZ heeft aangegeven dat zowel hij als zijn broertje instructies hebben gekregen van de moeder over wat zij bij BJZ moesten vertellen en dat de buurman hier eveneens bij betrokken was.”

c.

In de dagvaarding van 17 februari 2009 in punt 11 (letterlijk citaat): “……. en dat de heer X. (de buurman) zich bemoeit met R. als de man probeert contact te leggen met zijn zoon via internet. Tevens probeert de heer X. W. te beïnvloeden via e-mail en hyves”

d.

In het verzoekschrift tot wijziging hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, alsmede wijziging kinderalimentatie, in punt 10: “Als voorbeeld kan hier genoemd worden dat W. nu bij BJZ heeft aangegeven dat zowel hij als zijn broertje instructies hebben gekregen van de moeder over wat zij bij BJZ moesten vertellen en dat een buurman hier eveneens bij betrokken was.”

4.

Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Alle uitlatingen zijn in een besloten procedure gedaan. Verweerster heeft slechts die standpunten van haar cliënt weergegeven, die voor de zaak van haar cliënt van belang waren. Verweerster ontkent dat zij met klager gewisselde e-mail berichten aan Bureau Jeugdzorg heeft doorgestuurd.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b.

Nu deze direct met elkaar samenhangen zal de raad de klachtonderdelen gelijktijdig beoordelen. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting blijkt, dat klager zich welbewust een rol in de echtscheidingsprocedure van mevrouw Z. en de heer A. heeft toebedeeld. Ter zitting heeft klager verklaard, dat hij veel bij mevrouw Z. in huis is en dat hij buiten haar aanwezigheid regelmatig met haar kinderen ontbijt. In de correspondentie met de deken schrijft klager meerdere malen, dat hij eigenlijk als surrogaat vader van de kinderen optreedt en tenslotte zijn door verweerster drie e-mailberichten van 28 januari 2009 en 5 februari 2009 van klager aan de cliënt van verweerster overgelegd, waaruit blijkt dat klager zich in het leven van haar cliënt en de kinderen mengt en zich op kritische wijze over de handelwijze van haar cliënt jegens de kinderen uitlaat. Nu klager aan de cliënt van verweerster zijn betrokkenheid bij de zaak van mevrouw Z. heeft getoond, kan hij er zich in tuchtrechtelijk zin niet over beklagen, dat verweerster hem als bij de zaak betrokken persoon benoemt. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c.

Verweerster ontkent, dat zij gegevens over klager aan BJZ heeft doorgespeeld en klager heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Dit klachtonderdeel mist derhalve feitelijke grondslag en is derhalve ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klager tegen verweerster is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2010.

Griffier      Voorzitter