Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0882
Zaaknummer
R. 3321/09.153
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 8 april 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 14 september 2009.
1.2 Bij beslissing van 14 oktober 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 20 oktober 2009.
1.3 Bij brief van 31 oktober 2009 (per fax binnengekomen op 2 november 2009) heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing. De behandeling van het verzet heeft plaatsgehad op 18 januari 2010 waarbij klager en verweerder zijn verschenen.
2. FEITEN
2.1 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Verweerder is opgetreden als advocaat van B. in een namens deze tegen klager aangespannen gerechtelijke procedure tot betaling van een geldvordering.
- Bij ackte van 22 januari 2001 is de vordering van B. aan M. B.V. ter incasso gecedeerd.
- Ui t een antwoordakte voor de rol van 29 maart 2005 bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt dat verweerder ool na het cederen van de vordering is opgetreden als advocaat van B. als appellante in een procedure in hoger beroep tegen klager.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
Klager verwijt verweerder dat hij:
a. namens een cliënt die niet meer zijn cliënt was en zonder daarvoor door deze (deugdelijk) gemachtigd te zijn, een gerechtelijke procedure heeft gevoerd ten gevolge waarvan klager schade heeft geleden;
b. in de betreffende gerechtelijke procedure de heren L. en H. heeft aangezet tot het plegen van meineed, in die zin dat verweerder niet heeft ingegrepen toen de heer L. zijn leugens ter terechtzitting naar voren bracht.
4. BEOORDELING
Ontvankelijkheid
4.1 Ter zitting heeft verweerder een beroep gedaan op het verstrijken van een redelijke termijn alvorens klager een klacht tegen hem heeft ingediend. Nu verweerder een dergelijk verweer niet eerder heeft gevoerd, acht de Raad het verweer tardief.
4.2 De Raad verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht, gelijk de plaatsvervanger voorzitter.
Beoordeling van het verzet
4.3 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de plaatsvervangend voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.
4.4 De Raad onderschrijft de beoordeling van deze klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.
Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
4.5 Het verzet is in zoverre derhalve ongegrond.
5. BESLISSING
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, en mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2010.
griffier voorzitter