Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-08-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0926
Zaaknummer
10-024A
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij talmt met de afwikkeling van de nalatenschap van de broer van klager. De raad stelt vast dat verweerder tot aan zijn vestiging als advocaat in Zwitserland, dat samenviel met zijn uitschrijving als advocaat in Nederland, het nodige heeft gedaan om tot een afwikkeling te komen, zodat de klacht ongegrond is.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 17 augustus 2010
in de zaak 10-024A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
de heer drs.
k l a g e r
tegen
de heer dr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 januari 2010, door de raad ontvangen op 21 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 7 juni 2010. Ter zitting is klager verschenen. Van de zitting van 7 juni 2010 is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en
- de stukken genummerd onder 1 t/m 24 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.
2 De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
(a) onvoldoende voortvarendheid te betrachten in de behartiging van de belangen van klager en zijn mede-erfgenamen, en
(b) zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling door in te stemmen met de behartiging van de belangen van alle erven, waaronder ook een erfgenaam die geen deel uitmaakte van de directe familie van de erflater.
3. De feiten
Verweerder staat klager en de overige erfgenamen bij in de afwikkeling van de nalatenschap van de broer van klager. Klager heeft verweerder ten behoeve van die afwikkeling op 26 juni 2006 een volmacht verleend in het kader van de afwikkeling van de erfenis van zijn broer. De werkzaamheden zijn door verweerder aangevangen in mei 2006. Een deel van de nalatenschap is inmiddels verdeeld. Punt van geschil tussen de erven is de verdeling van het onroerend goed uit de nalatenschap. Op 30 augustus 2008 is verweerder van het tableau geschrapt en uitsluitend nog werkzaam als advocaat in Zwitserland.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat hij alleen kan oordelen over het optreden van verweerder tot het moment van zijn uitschrijving als advocaat in Nederland, te weten op 30 augustus 2008.
4.2 Bij de beoordeling van klachtonderdeel (a) merkt de raad op dat uit de stukken blijkt dat verweerder het nodige heeft gedaan om te komen tot een afwikkeling van de nalatenschap en dat deze voor een deel reeds is verdeeld. In de periode waarover de raad heeft te oordelen kan dan ook niet worden vastgesteld dat verweerder de kwestie onvoldoende voortvarend zou hebben behandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
4.3 Uit de stukken is de raad gebleken dat er kennelijk in de loop der tijd een conflict is ontstaan tussen de erven onderling. Nu verweerder - in elk geval tot 30 augustus 2008 - de belangen behartigde van alle erven is het voor hem niet mogelijk om daarin partij te kiezen: hij heeft zich immers verbonden tot de behartiging van de belangen van alle erven. Dat zou slechts anders zijn indien verweerder ten tijde van het aanvaarden van deze opdracht ervan overtuigd moet zijn geweest dat er sprake was van een zodanige belangenverstrengeling dat deze aanstonds onoverbrugbaar was. Daarvan is de raad echter niet gebleken. In de periode waarover de raad heeft te oordelen heeft verweerder het nodige gedaan om partijen tot elkaar te brengen, hetgeen in de ogen van de raad niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar kan worden beschouwd. Klachtonderdeel (b) is derhalve eveneens ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2010 door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. H. Dulack, S.M. Gaasbeek-Wielinga, B.E. van der Molen, S. Wieberdink, leden en mr. D.J.L. Siegers als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is op 17 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607